Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdTivoli-concert - Saint-Saëns
| |
[pagina 643]
| |
neer zij hem 1914 niet meer hadden laten beleven? Het is gemakkelijk gezegd, dat geef ik toe! Maar Camille Saint-Saëns heeft in zijn hele lange leven vóór '14 niet zóveel haat ontketend, buiten Frankrijk, als door zijn anti-boche-manifestaties in de eerste oorlogsmaanden.Ga naar voetnoot80 De hele Duitse pers sputtert er nog vandaag over. En zo werd dit Saint-Saëns-concert voor mij een avond van allesbehalve vrolijke overpeinzingen: hoe Duitsland, het vreedzame, muzikale deel van Duitsland, zich tot zulke griezelig blinde haterijen heeft kunnen opwinden. Zouden onze Overrijnse buren zó bang zijn geweest voor zijn muziek? Men kon het haast denken. Consequentie kunnen zij hem niet afstrijden: toen hij in 1882 in Berlijn zijn eerste concert gaf, dronk men aan het souper op de spoedige artistieke en politieke verbroedering der beide buurvolken. Vriendelijkheid waarop Saint-Saëns reageerde met: ‘Dan moet ge beginnen met Elzas-Lotharingen terug te geven!’... Wat Duitsland hem nooit vergeven zal, denk ik, is zijn zwaai van Wagner af. Die zwaai was ook niet erg te voorzien (men denke aan het slot van zijn Finale der a-mineur-symfonie en het voorspel van Lohengrin) - en men neemt iemand weinig zaken meer kwalijk dan een onvoorziene wending. Vooral als die Iemand, gelijk Saint-Saëns, een representatieve persoonlijkheid is. De necrologieën der grote Duitse muziekperiodieken lopen over van gal en hoon. Het eertijds (in 1834!) modernste tijdschrift, Schumanns Zeitschrift für Musik, begint over Saint-Saëns aldus: ‘Der leidenschaftliche Deutschenhasser, Wagnerfresser und Chauvinist Saint-Saëns hat uns Deutschen die leidenschaftslose gerechte Würdigung seines künstlerischen Lebenswerkes bei seinem Tode sehr schwer gemacht.’ Deze erfgenaam van Schumann (waarlijk grote en vrije geest) is niemand minder dan dr. Walter Niemann.Ga naar voetnoot81 De Berlijnse Allgemeine Musikzeitung (Paul Schwers) is eleganter: ‘Saint-Saëns hat über das erträgliche Mass hinaus gegen uns gesündigt. Sein Verhalten gegen deutsche Kunst und deutsche Künstler war schmutzig’...Ga naar voetnoot82 Zelfs de nieuwe, lezenswaardige Musikblätter des Anbruch (wier motto is: ‘[...] sehen es als ihre über der Politik stehende wichtigste Aufgabe an, die durch den Krieg zerrätteten Beziehungen der europäischen Völker auf dem Umweg der Musik [...] wieder aufzubauen’), zelfs de Musikblätter des Anbruch vinden slechts de voorzichtigheid ‘aber zuletzt ist dieser Jünger der Aufklärung [...] und darum Idol unserer musikkritischen Liberalen - in dem Frankreich Poincarés gestorben.’Ga naar voetnoot83 Ja - het is hoopvol. Vooral ook voor de nieuw-Franse muziek in Duitsland en Oostenrijk. Ik zou wel willen | |
[pagina 644]
| |
weten hoe zij zich denken te ontwikkelen, wanneer zij, gelijk tot dusverre, als collectiviteit, volmaakt ignorant blijven ten opzichte van Debussy... Dat de Duitse pers Debussy niet in die mate haat als Saint-Saëns, is voor de hand liggend en verheugend; maar men is en blijft daar verkeerd ingesteld - ik zou u staaltjes kunnen afschrijven! Overigens - ik heb het pas nog opgemerkt: men kan een nieuwe kunst, i.c. Debussy, misschien nog meer schaden door haar onbevoegd uit te voeren dan door haar te laten zwijgen!Ga naar voetnoot84 Om op Saint-Saëns terug te komen: de enige Europeanen die sceptisch, bevoegd en waarlijk onpartijdig over hem schreven na zijn dood, waren de Engelsen. Edwin Evans, in The Musical News van 24 december, concludeert met een ijzige kalmte: ‘dat de zo pas overleden componist Saint-Saëns juist veertien maanden oud was, toen Glinka's opera Een leven voor de tsaar voor de eerste maal werd uitgevoerd - en dit is het werk dat door heel de wereld terecht wordt aangezien voor de bijna voorhistorische oorsprong van alles wat er aan Russische muziek nog geschreven werd.’ Edwin Evans is vrijwel de enige criticus die Saint-Saëns beschouwt als te zijn geboren in 1835 - wat hij toch heus was... Maar zijn landgenoten wensten het maar al te graag te vergeten en dit scheen ook gemakkelijk te zijn als men de mens kende, jong, levendig grijsaard. Men behoorde het evenwel niet te vergeten als men over zijn muziek schreef. En dat deden nu pas ongeveer alle Franse muziekcritici wél. Zodat ge, om een summier overzicht te vinden, ook al niet in Franse periodieken moet gaan bladeren. Dat ik Duitse opinies over Saint-Saëns' muziek citeer, is niet zonder goede grond. Zijn vorming was voor een goed deel Duits en zijn muziek werd in Duitsland lange tijd meer gegouteerd dan in Frankrijk. Het kan verkeren. Over zijn muziek te schrijven, nadat ik over zijn herinnering dacht - dat zou niet willen vlotten. Goede muziek kan men echter altijd waarderen en Saint-Saëns schreef veel goede muziek. Het is typisch weinig romantisch, voor de periode waarin het geschreven werd - veeleer klassiek. Klassieker zelfs dan Mendelssohn, met wie er nogal veel affiniteit is (affiniteit van muzikantschap dan - niet van ras, of psychische dispositie, temperament!). Het is niet onaardig om op te merken hoe voortreffelijk Saint-Saëns erin geslaagd is Wagners technieken toe te passen, diens zwoele akkoorden te lenen en toch te blijven in zijn eigen koelere regionen van uitdrukking. Men speelde de kleine Symfonie in a, de Suite algérienne, met het nogal triviale slotdeeltje, en het vierde van zijjn poèmes symphoniques, La jeunesse d'Hercule, dat ‘schildert’ (ja!) hoe de jonge held de Twee Wegen getoond worden: de weg der Vreugd en die der Deugd, de ene vol nimfen (dat hoort ge aan de tamboerijns), de ander vol moeilijkheid en strijd. Het verloop der fabel is bekend genoeg en zou zich eventueel ook laten raden. Alles loopt goed af, gelijk men gehoord heeft: het eindigt met d'Onsterfelijkheid van onze Held. Dat waren die harpen en de bazuinen (8 maten), in Es-majeur. |
|