Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdConcert - Mannenzang
| |
[pagina 632]
| |
Ik zeg ‘on prend son bien où l'on le trouve’ - als men nu toch eenmaal liederen of koortjes moet componeren. Ik zie geen enkele grond om het Hollands te boycotten als zingtaal en ik vind evenmin een motief om een middelmatige Hollandse tekst of libretto te kiezen, wanneer mij, op dezelfde toevallige wijze, een voortreffelijke Franse, Italiaanse, Duitse, Latijnse tekst in handen komt. Ik vermoed dat Ludwig Felix Brandts Buys zich bij zijn keuze van De ruïne van J. van Breemen Jr.Ga naar voetnoot67 door min of meer patriottische gevoelens geleid of gerugsteund gevoeld zal hebben. Het moet wel - want: wát een rederijkerij van de luidruchtigst rinkelbommende soort! Elk adjectief provoceert haast een pak slaag en elke slotsom is een platitude. Erger nog zijn de gemaniëreerdheden: ‘kleine klimopklauwtjes klimmen klemmend hoger’ (en die dubbelklanken haperen zo onaangenaam als ze gezongen worden!). Ludwig Felix Brandts Buys zal dit Dicht gekozen hebben, omdat hij, architect van tenor- en baritonbouwsels, er de kiemen in zag van een, voor die dagen, interessante constructie. Daar was het eerste couplet dat, verderop terugkomende, een zekere cyclische geslotenheid kon suggereren (de kerkcadens op de woorden ‘jaar na jaar’ is de sterkste vondst uit het hele werkje); daar waren de echo-effecten van de jachtstoet (Schumann!) - daar was het min of meer pompeuze slot, met toespelingen op de, alle Nederlandse mannenkoristen zo kostbare gewetensvrijheid. Het werd, wat men noemt, een effectvol stuk. Aanvaarden kunnen wij de metafysica van het geval volstrekt niet meer en de muziek eigenlijk ook niet. Het mannenkoor is het beperktste, onwilligste aller instrumenten, het is voor generlei modificatie vatbaar, het kent slechts een zeer beperkt aantal nuancen. Merk ook op dat de enthousiasten van deze kunstvorm als hoogste bewondering steeds komen aandragen met de verzekering dat (dit of dat) ‘net een orgel’ was. Ga dan naar de kerk, meen ik, dan hoort ge een orgel, wat altoos bevredigender moet zijn dan net een orgel. De juiste manier om voor dit eenkleurige, doch wel machtige apparaat te schrijven, blijkt nog steeds te zijn: de meest primitieve manier. Geen opeenstapeling van intonatiemoeilijkheden (concoursnummers!), geen fluistereffectjes, geen verminderd-septiemakkoordkunstjes. Typische mislukkingen in dit genre zijn bij dozijnen op te tellen; men denke bijvoorbeeld eens aan de mannenkoren uit Schönbergs Gurrelieder! Conditiones sine qua non zijn: weinig modulaties (elke, zelfs de eenvoudigste modulatie laat het koor zweven!), langzame tempi, gebruikmaking van een goede twintig tonen, die voortreffelijk kunnen klinken. Maar maak met zulke gegevens maar eens een goed en important kunstwerk! Brandts Buys' Ruïne werd het belangrijkste stuk van dit programma en het kan dan ook elke concurrentie met buitenlands goed - meest Zwitserse waar - heel wel aan. Mannenzang zong het zonder veel gevaarlijke momenten - de toonkwaliteit scheen wat naar beneden gehaald door de heersende verkoudheden en dit is even begrijpelijk als jammer. Medewerking verleende het kwartet van de jongens Hartvelt. Hun Dvořák, na de pauze, heb ik niet meer gehoord. Ik geef toe: niet onopzettelijk. Want het kwartet van Haydn, vóór de pauze, was zo hachelijk van stemming, van duidelijkheid, van | |
[pagina 633]
| |
alles, dat ik geen woorden ter kritisering weet te vinden. Reprimandes uitdelen is, in de regel, niet de taak van de criticus en ik zal het daarom bij deze opmerking laten, voor ditmaal. |
|