Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdPalestrinakoor
| |
[pagina 629]
| |
bij de tegenover-elkander-stelling van Bach en Palestrina, botsen twee geloofshoudingen, twee wereldwijsheden. Bach lijkt naast Palestrina nors, eigenwillig, schijnt bijna hypocriet; Palestrina doet al te zoet, te onwezenlijk aan. En dit beide ten onrechte en alleen door een gedwongen, doch nimmer opgaande vergelijking met elkaar. Het is niet, simplistisch, het katholicisme tegenover het protestantisme - de discordantie heerst in heel andere sferen, waar men de begrippen katholiek en protestant ternauwernood nog zou kunnen onderscheiden. Verder doorgaan op deze kwestie zou ons op dit ogenblik hopeloos doen verdwalen in vele Verledens, in vele nauwelijks benaderbare Voor- en Onderbewustheden. Men kan de zaak (als men haar Wezen voor dit ogenblik niet wenst te benaderen) ook gemakkelijk neerhalen tot een alledaagser Plan en vaststellen dat een orgelfuga, een streng polyfoon preludium in een andere wereld thuisbehoort dan de graciele vocale polyfonie van een Palestrina of van de werker in zijn Geest: Giovanni Casali. En daar wij Bach vaak genoeg trachten te naderen met onze begrippen, en daar het Palestrinakoor bovendien Palestrinakoor heet, bepalen wij onze aandacht slechts bij het vocale deel. En dan is het verheugende plicht om op te merken dat Winnubsts koor steeds vooruitgaat in souplesse, in toonkwaliteit, in geschakeerdheid. Winnubsts koor is zonder de minste twijfel het beste klein ensemble dat Utrecht rijk is, op dit ogenblik. Bij de sopranen dreigde enige malen een klein gevaar (misschien één ongeconcentreerde of slecht de repetities bezoekende zangeres?). Ik registreerde een zakken in het eerste nummer van de middag en in het Benedictus van Palestrina. Daar waren wat onvastheden in het refreintje Benedicamus Domine. Daar was ten slotte, misschien de ergste fout, het koor (sopraan!) dat in Heer Jesus had een hofken constantelijk een s te veel declameerde (‘men hoort daer niets dan engelsanc’). Ik meende dezelfde fout ook in het tweede Hollandse geestelijke lied op te merken: Godts heylich gheest. Zulke foutjes zijn gauw gemaakt - gelukkig even spoedig verbeterd. En verbeterd dienen zij te worden, want zij raken zeer essentiële dingen van een vocale compositie. |
|