Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdUtrechtsche MuziekvereenigingGa naar voetnoot19
| |
[pagina 608]
| |
dat wij van de winter in Utrecht te horen hebben gekregen (en het is al nieuwjaar, en de vier jong-Italiaanse scholen tellen tezamen zeker veertig, vijftig representatieve meesters)Ga naar voetnoot21 - laat ons dus het Haagse kwartet en de Muziekvereeniging dankbaar zijn; laat ons, ten slotte, hopen op een spoedige herhaling van het werk in een minder besloten kring dan deze vereniging bedoelt te zijn. Ziezo. Thans geldt het dit werk kritisch te waarderen. Zeer zeker ben ik het niet eens met Mario Castelnuovo-Tedesco, de talentvolle componist, die Pizzetti da Parma voor het grootste levende Italiaanse genie houdt.Ga naar voetnoot22 Er is nog Francesco Malipiero. (Het zou interessant zijn diens Rispetti e strambotti per quartetto d'archi te horen ná, of tenminste op één programma met Pizzetti!) Maar Pizzetti is reeds ettelijke jaren chef d'école en ook hij is dit niet dan tot schade van de ontwikkeling zijner persoonlijkheid. Ildebrando Pizzetti is slechts tot op een zekere hoogte van onze tijd. Het antiquiseren zit hem (gelijk velen zijner landgenoten) in het bloed. Te vaak vervalt hij in beate herhalingen, ‘opgemaakt’ met wat actuele clichés. Doch zijn werk heeft grote, overwinnende kwaliteiten. Het zingt overal en zonder onderbrekingen. Er tovert atmosfeer, hij spint de minuten vol ontroering. Het is misschien wat uitvoerig en Pizzetti is met zijn hoogtepunten niet zuinig genoeg. Doch hoe suggestief is niet de aanhef van het eerste deel - hoe expressief zijn de honderden cantilenen! Het is misschien jammer dat de zingende stemmen zo vaak in canon lopen, omspeeld door een gemakkelijke zestiendenguirlande, gestut door een indicatie der violoncel, obstinaat geritmeerd. Doch, na alles, na alle bedenkingen, het is emanatie van het warme, felzonnige Noord-Italië, de klokkenspellen gonzen en de processies dolen erdoorheen. Ik kan mij niet begrijpen dat men gemeend heeft dit werk met een serietje misverstanden te moeten inleiden: ‘Hij geeft in de regel geen lijn, maar enkel kleur, geen melodie maar harmonie.’ (Wat is, vraag ik me af ‘harmonie’ in deze betekenis?) Deze inleiding is, even kort als mild geformuleerd: nonsens. Het stuk bestaat, nota bene, slechts uit melodie! Alles zingt melodie; vergeleken bij zo een stuk zangerig zuiden wijst een kwartet van Beethoven nauwelijks tien procent dier cantabile's aan, een kwartet van Brahms hoogstens twee. En ook nog dit: de harmonie (daarmee zullen hier dan wel de tonale functies der samenstemmende contrapunten gemeend zijn, hoop ik) vertoont volstrekt geen ‘ongewoon en modern karakter’. Aan kwintenparallelletjes had Puccini's Bohème ons wel gewend, dacht ik zo. Wat ís toch dat strijdwoord Modern? Los van tonale functies? Dan is Pizzetti antiek! Vrij van cadensen en wringende één-twee-maten? Dan is Pizzetti ouderwets! Zó zou ik door kunnen gaan, doch het zou te ver van huis voeren. Alleen: ik bejammer het dat dit stuk aldus gepresenteerd werd: juist een publiek als dat der Utrechtsche Muziekvereeniging verdient een helder en vakkundig exposé der uit te voeren werken ten volle. Juist zo een vast publiek behoort niet afgescheept te worden met nietszeggende vaagheden en onjuiste aanwijzingen (‘geen melodie’...!).Ga naar voetnoot23 | |
[pagina 609]
| |
Het Haagsche Strijkkwartet heeft dit werk voortreffelijk gespeeld. Het is hier niet nodig om gedetailleerd op hun reproducties in te gaan. Pizzetti was beter dan hun Beethoven, maar was dan ook: zeer uitnemend. De Finale van Beethovens Harfenkwartet joeg misschien wat; het eerste Allegro werd fraai afgewogen. Na de pauze stond nog het Kwartet opus 51 van Brahms op het programma. |
|