Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdTivoli-concert - Louis Boer
| |
[pagina 606]
| |
en luisterende men, dat gemeenlijk niet beseft - vóór het te laat is. Beethovens Eroica, dat werd dus het Hooglied der Strijdbare mannelijkheid, en de romantiekers onder de scribenten liepen vast met hun programma: van een Held, die begint met er te zijn (eerste deel), zich dan laat begraven (tweede deel), op een bal-champêtre terechtkomt (Scherzo) en zich een lieftallige levensgezellin kiest (vierde deel). Gelijk men ziet: simpellijk het preludium tot Strauss' Domestica. Dit is één lezing (en niet de minst zotte), maar zo zou ik enige kolommen lang door kunnen gaan. Gij kunt echter zelf de varianten construeren, lezer, en ik verzeker u dat ze zo ridicuul niet zullen uitvallen of men had reeds dwazer commentaren gevonden. Men kan de Derde symfonie echter ook genieten als een grandioos stuk muziek. Dan zitten wij weliswaar vast met onze redelijkheden, doch wij zijn het genie Beethoven enige millimeters nader gekomen - wat soms veel is. Voor de musici ‘met het tweede gehoor’ staat ál Beethovens commentaar tussen de noten. Ge moet, bij dit ‘tweede gehoor’ nu niet aan kermistenten gaan denken of aan de gemengde berichten over een toverheks (‘bloed van een zwarte kip’ of ‘een kransje van veren in het hoofdkussen’) - ik bedoel met deze min of meer vage indicatie niet anders dan het muziekbewustzijn van een Mahler, die getuigen kon dat het ‘keine Welträtsel gibt solange ich schaffe oder dirigiere’Ga naar voetnoot13 - het bewustzijn van een Beethoven, voor wie de muziek ‘Eingang in ein höheres Wissen’Ga naar voetnoot14 beduidde. Op een alledaagser plan: de instinctmatige muzikaliteit (J.S.B.B. zei ‘dierlijke muzikaliteit’Ga naar voetnoot15 en bedoelde dat, natuurlijk, volmaakt vriendelijk), die iemand de weg wijst zonder fout door elk werk. Niet iedereen zal bewust zovele opgeloste raadsels horen uit dezelfde compositie, doch is het niet juist een der voortreffelijkheden - misschien wel de grootste - van alle waarachtige kunst dat zij de wijzen wijsheid openbaart, de eenvoudigen begrijpelijk is, der kinderen een spel? Zou, vergeef me dit populaire beeld, zou bakker De Groot minder aan de zoveelste van Beethoven gehad hebben dan de freule Van Nagel of juffrouw Henriëtte?Ga naar voetnoot16 De heer Louis Boer nu bezit dat zogezegde tweede gehoor niet. Of als hij het al bezit: gebruiken doet hij het niet. Wat op hetzelfde neerkomt. Zijn reproductie van de Eroica zou ik hardvochtig, harteloos moeten noemen. Het was niet ongedreven, het was niet ongeconcentreerd, het was niet slap, het was niet bepaald slordig, het was niet onafgewogen, het was niet lukraak. Maar het was wreed. Hector Berlioz noteert in À travers chants een aantal epitheta ornantia beginnende met ‘le chant coupable’. De definitie voor dit soort muziek maken staat niet in het begin van het rijtje.Ga naar voetnoot17 Wanneer ik Louis Boers Beethoven-spel aan een nauwgezet kritisch onderzoek onderwierp, dan zou ik met vele onmeetbare kleinigheden moeten beginnen: waarom hij de ene keer het tweede thema afjoeg, in de terugkeer met ritenuto's en zwellertjes | |
[pagina 607]
| |
begon te werken. Waarom de grauwende bassen in het tweede deel nu eens op het laatste plan bleven, dan weer uitpiekten als scheefgedragen lansen. Ik zou moeten onderzoeken waar de menigvuldige pianissimo's bleven, waarom hij goochelde met het fortissimo van het koper en in gebreke bleef bij een più forte der strijkers. Men zou opheldering willen vragen over zesenzestig ongemotiveerde en artistiek onaanvaardbare tempowijzigingen... Maar dit alles is een te lange maatstaf voor de directeur der Koninklijke Militaire Kapel, en het is ook niet helemaal billijk, dunkt mij, in verband met het aantal repetities dat voor dit concert gehouden kan zijn. In deze periode van gastdirigenten blijft het waarderen onder voorbehoud. En het is zeer wel mogelijk dat Louis Boer een nog veel consequenter, een veelzijdiger, een muzikaler dirigent is dan hij gisteravond scheen te zijn. Doch wat men wél, na vijf minuten luisteren, kon vaststellen, is: dat hij niet de grote, allesoverwinnende eerbied voor de scheppingen der Meesters bezit. Het zingt niet. Wat (ik noem twee musici, die zopas onder dezelfde omstandigheden met het U.S.O. werkten) Van Raaltes Schubert, Martin Spanjaards Beethoven wél deden. Ik geloof dus niet Louis Boer te kritisch te kritiseren... Te waarderen, technisch te waarderen, viel er trouwens ook wel. Zijn accompagnement van Dvořáks Violoncelloconcert scheen zeer betrouwbaar. Solist was de heer Bram Oberstein, van wie ik graag meer zou schrijven dan ik doen zal. Ik besprak hem, in het algemene blijvend, nog pas kort geleden (Hartvelt-kwartet).Ga naar voetnoot18 En ik geloof dat ik daar niet veel zal bijvoegen, alleen: hij kan het concert van Dvořák zelfs technisch nog niet aan. Er waren werkelijk veel te veel wankele intonaties en het klonk ál te moeizaam. Wij mogen de heer Oberstein studie, ijverige, ijverigste studie aanraden. En hij is verstandig genoeg om dat allang zichzelf voorgehouden te hebben! Zijn volgende optreden moge aan dezelfde milde eisen beter voldoen. |
|