Hij kan niet accompagneren
woensdag 29 december 1921 (Het Vaderland)
De NRC had het verweer van de heer W. Pijper in ons blad, waar hij het verschil in zijn oordeel over de dirigent vroeger en later verklaarde ‘wel héél zwak’ genoemd. De heer Pijper tracht nu in het Utrechtsch Dagblad met enige aanhalingen uit vroegere kritieken zijn standpunt te verduidelijken. Op een punt willen we even de aandacht vestigen.
De heer Pijper zegt een paar maal dat de heer van Gilse met zijn orkest niet behoorlijk solisten kan begeleiden, zo op 27 december 1920:
‘Ik wilde dat de heer Van Gilse eindelijk eens tot het inzicht kwam dat het accompagneren talenten, laat ons zeggen: eigenschappen vraagt, waarvan hij zelfs de rudimenten niet bezit. Het verandert niets aan zijn persoonlijkheid, dat gemis, doch het maakt hem voor orkestdirigent ongeschikt.’
Maar nu heeft men gisteravond in Het Vaderland kunnen lezen wat de pianist Willem Andriessen getuigt. Hij heeft meermalen met het Utrechts orkest onder Van Gilse gespeeld, en schrijft ons dat hij ‘aan zijn begeleiding van werken als het Tweede en Vierde concert van Beethoven, het concert van Tsjaikovski, et cetera, gelegenheid (heeft) gehad te constateren dat een uitnemend kunstenaar aan het hoofd van dit orkest staat.’ En de pianist Frederic Lamond zegt iets dergelijks tegen een lid onzer redactie.
De heer Pijper schrijft dat de heer Van Gilse niet kan accompagneren. Andriessen en Lamond denken er heel anders over. Ons dunkt: de heer Van Gilse kan voorlopig op dit punt gerust zijn.