we niet van op de hoogte zijn. Overigens lijkt het ons een beetje dwaas dat als er in Utrecht iets gaande is dat de aandacht trekt, een Haags blad dat daarover schrijft het verwijt moet krijgen dat het er zijn neus in steekt. Te dwazer, waar het Utrechtsch Dagblad het voorstelt alsof hier een moord op de vrijheid van kritiek in het algemeen dreigt en de hele Nederlandse pers er belang bij heeft.
Ook op het stuk van journalistieke usance is het Utrechtsch Dagblad ernaast. Wij gaven een interview, daarop zendt de heer Pijper bij ons een stuk daartegen in (dat het Utrechtsch Dagblad plaatst, voor het weet of wij het stuk al dan niet opnemen), en nu antwoordt de heer Van Gilse zeer terecht daarop in ons blad. Dat hij daarin dan tegelijk het artikel van het Utrechtsch Dagblad behandelt, ligt voor de hand, te meer waar hij niet de indruk kon hebben dat het Utrechtsch Dagblad tot nog toe voor artikelen tegen de manier van kritiseren van zijn muziekrecensent openstond. Overigens heeft het Utrechtsch Dagblad het verweer van de heer Van Gilse slechts zeer globaal weergegeven.
Wat nu die enquête betreft: als ze loopt over de vraag die aan de orde is, namelijk of de manier waarop de heer Van Gilse in het Utrechtsch Dagblad is gekritiseerd, niet de grenzen der behoorlijkheid heeft overschreden, zou, menen we, het oordeel van onpartijdige en deskundige lezers voor de heer Van Gilse niet te vrezen zijn.
Maar wij hebben wel een kleine enquête gehouden, namelijk bij een paar Haagse musici, en hun gevraagd wat zij van de dirigent Van Gilse denken. We geven hun antwoord hieronder. We kunnen erbij voegen dat Frederic Lamond aan een lid onzer redactie nog zijn hoge waardering voor de directie van de heer Van Gilse heeft te kennen gegeven.
Geachte redactie,
In antwoord op uw vraag moet ik u mededelen dat ik slechts eenmaal het Utrechts orkest onder leiding van Jan van Gilse heb horen spelen. Dat was einde 1917 in Rotterdam. We hoorden toen een symfonie van Mozart en twee delen uit de Vierde van Mahler. Ik vond de uitvoering voortreffelijk. Verder commentaar zal hierbij wel overbodig zijn. Mijn indruk van de resultaten, door Van Gilse toen in korte tijd verkregen, was zeer gunstig. Hij deed zich aan mij kennen als een hoogstrevend kunstenaar, wiens ernst en toewijding boven elke twijfel verheven zijn.
Hoogachtend,
P. van Anrooy
Den Haag, 26 december
Hooggeachte redactie,
In antwoord op uw vraag deel ik u mede dat ik met de heer Jan van Gilse en het Utrechtsch Stedelijk Orkest meermalen heb samengewerkt en aan zijn begeleiding van werken als het Tweede en Vierde concert van Beethoven, het concert van Tsjaikovski,