Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdIngezonden - De Utrechtse dirigentenkwestie
| |||||
[pagina 582]
| |||||
onvervreemdbaar recht eerbiedigt in een aangelegenheid die, behalve een publiek belang, mijn persoonlijke belangen, mijn kunstenaarschap en mijn gezag als dirigent zo nauw raakt. Doch ter zake. De lezer van het Utrechtsch Dagblad worden wel bezwaren meegedeeld aangaande het vraaggesprek dat ik een redacteur van Het Vaderland toestond, daaraan worden wel beschuldigingen vastgeknoopt, doch het Utrechtsch Dagblad wacht zich echter ook maar één zin van hetgeen ik werkelijk gezegd heb over te nemen of aan te halen.
| |||||
[pagina 583]
| |||||
| |||||
[pagina 584]
| |||||
Och, laten we toch niet over de oprechtheid en objectiviteit van de heer Pijper praten; men bewijst er hem waarlijk geen dienst mee. Ik heb slechts één enkele wens: in een rustige atmosfeer mijn taak te kunnen hervatten. Dit is, ook volgens medisch advies, met deze vervolging onmogelijk. Waarom verzwijgt het Utrechtsch Dagblad dit laatste, belangrijke feit? Het Utrechtsch Dagblad zegt aan het slot mij te willen vergeven, doch zou, indien ik niet ongesteld ware, zijn innige verontwaardiging uitspreken. Het blad heeft mij niets te vergeven, ik wijs dit dus af en ik zou het raden zijn verontwaardiging te bewaren voor aangelegenheden waarbij het vastere grond onder de voeten heeft. Het Utrechtsch Dagblad verdedigt geen goede zaak en weet dat ook wel; dat de hoofdredacteur dit, gedwongen door de omstandigheden, moet doen, doet mij oprecht voor hem leed.
Jan van Gilse Utrecht, 22 december |
|