Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 575]
| |
Ons laatste woord over het geval Van Gilse
| |
[pagina 576]
| |
[Aansluitend volgt de ingezonden brief van Pijper aan Het Vaderland (22 december 1921)]
Het blijft moeilijk een conclusie te trekken omtrent de handelwijze van iemand die lijdende is. Was de heer Van Gilse op het ogenblik normaal en dus een ernstig wikker van zijn woorden en daden, dan zouden wij voor de wijze waarop hij de heer Pijper bij voortduring verdacht maakt, achter de rug om van zijn bestuur en zonder dat hij ook maar één enkele maal getracht heeft de kwestie die hem zo nauw aan het hart ligt, met onze hoofdredacteur te bespreken, opdat die door hemzelf van zijn grieven nauwkeurig op de hoogte kon zijn - dan zouden wij voor die verdachtmaking maar één woord weten te vinden: schandelijk! Indien de heer Van Gilse zou geschreven hebben dat de scherpe toon van de heer Pijper hem hevig had geïndigneerd, dan had hij zeer velen achter zich gehad. Thans, nu hij zich van een onverbiddelijk criticus wil afmaken door diens karakter aan te tasten, zal hij de sympathie van velen verliezen. Ongelukkig voor hem, waar hij door krankheid niet in de gelegenheid was de portee van zijn daden te overwegen.
Wij willen afstappen van alle persoonlijks dat ten onrechte met deze kwestie is verweven. De kern van de zaak is toch deze, dat onze muziekrecensent het gewaagd heeft het middelmatige van 's heren Van Gilses dirigeertalent in het licht te stellen en dat hij dat heeft gedaan in het belang van het Utrechts muziekleven, in het belang ener zo hoog mogelijk opgevoerde kunstzinnige prestatie. Wij laten ons niet de wet stellen door enige uitvoerende kunstenaar. Wij blijven het recht opeisen der vrije kritiek, overtuigd dat, indien wij hier een pas weken, wij een antecedent zouden scheppen dat allergevaarlijkste gevolgen kon hebben voor de vrije gedachte-uiting in de gehele Nederlandse pers. Met vertrouwen wachten wij de ontwikkelingen dezer zaak af. Met vertrouwen in de eerste plaats in het bestuur van het U.S.O., dat er, wij herhalen dit thans in het publiek, van verzekerd kan zijn dat wij - nu meer dan ooit - scherp zullen toezien dat geen onnodige, kwetsende opmerkingen in 's heren Pijpers kritieken binnensluipen. Maar meer dan ooit staan wij naast onze recensent, in de ure waarin men tracht door wat op sluipmethoden lijkt, hem het leven onmogelijk te maken. Dit is ons laatste woord. |
|