Ingezonden
woensdag 22 december 1921 (NRC)
Onder het heldere exposé der pijnlijke Utrechtse muzikale aangelegenheid bevindt zich het onderschrift van uw muziekredacteur,Ga naar voetnoot15 voor wiens woorden van warmte en appreciatie ik gaarne dankzeg. Ik zou er iets aan willen toevoegen, niet zozeer een rectificatie, als wel een aanvullende verklaring. Natuurlijk heeft uw redacteur gelijk; zifting van al of niet verslaggevend publiek naar aanleiding van, desnoods medisch geattesteerde, gevoeligheden van uitvoerenden zou tot wonderlijke consequenties voeren. Maar hier gaat het, naar mijn gevoelen, om geheel iets anders. Het Utrechtsch Stedelijk Orkest is uit een strijd van lange jaren eindelijk bevrijd tevoorschijn gekomen.Ga naar voetnoot16 De zwaarste last van die strijd - ik doe niemand tekort van hen die trouw naast mij hebben gestaan - heeft op mijn schouders gerust. En nu gaat het in het geval met de verslaggever van het Utrechtsch Dagblad niet daarom dat ik gevoelig zou zijn getroffen over al of niet te goeder trouw uitgesproken beoordelingen, evenmin gaat het erom of deze beoordelingen op de gevoelens van mijn hoorders zouden invloed hebben, en het gaat er ten slotte ook niet om of ik in dit geval persoonlijk waarde hecht aan wat er over mijn werk en mij gezegd wordt. Als kunstenaar zullen mijn zenuwen allicht gevoelig reageren, doch zij zijn - ook in moeilijke ogenblikken - steeds gezond gebleven. Wat hier de kwestie tot een zenuwstorende obsessie maakt, is de wetenschap dat hier nog, in de aanwezigheid van de verslaggever en diens houding jegens mij, een laatste rest is gebleven uit de zware jaren die ik, gelukkig, achter mij heb en waar ik op deze wijze niet meer aan kan worden
herinnerd!Ga naar voetnoot17 En nu kan ik slechts dit ene zeggen: er zal door een daad moeten blijken dat deze zenuwstorende obsessie mij wordt ontnomen. Want dit is zeker: bij aanwezigheid van Willem Pijper als verslaggever in de concertzaal zal men mij als dirigent van het Utrechts orkest niet meer terugzien. Om met uw woorden, geachte heer redacteur, te eindigen: een andere oplossing is er niet.
Jan van Gilse