Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 569]
| |
Het dirigentschap van de heer Van Gilse
| |
[pagina 570]
| |
ling van de heer Pijper heeft onze hoofdredacteur aan de heer Pijper als voorwaarde gesteld dat deze voor het adviseurschap zou bedanken. Deze, overtuigd van de juistheid onzer opvatting, heeft die voorwaarde onmiddellijk ingewilligd. Ten slotte merkt de heer Van Gilse op dat de heer Pijper door familieverband zou zijn beïnvloed. Wij vragen: welk familieverband? Deze beschuldiging dient te worden bewezen. Tegenover deze beschuldigingen erkent de heer Van Gilse zelf dat er van een rancune welke met de weigering van een van 's heren Pijpers composities zou samenhangen, geen sprake kan zijn, waar de heer Pijper door bemiddeling van dr. Johan Wagenaar ervan in kennis werd gesteld dat de heer Van Gilse hierbuiten stond en eerst daarna de heer Pijper tot muziekrecensent aan het Utrechtsch Dagblad werd benoemd.
Wat nu de benoeming van de heer Pijper betreft, het volgende: Na het vertrek van de heer Brandts Buys heeft onze hoofdredactie het advies ingewonnen van een algemeen erkende autoriteit op muzikaal gebied.Ga naar voetnoot6 Deze noemde als deskundige, bevoegde opvolgers: nr. 1 de heer Pijper, nr. 2 prof. Wirth. Onze hoofdredacteur heeft daarop aan de directie voorgesteld nr. 2 te benoemen, omdat hij aan een oudere boven een jongere criticus de voorkeur gaf en omdat hij, na de heer Brandts Buys, die een voorstander van de moderne Franse richting in de muziek was, in het Utrechtsch Dagblad aan een verdediger der klassieke Duitse muziek het woord wilde geven. Deze en geen andere motieven golden bij de benoeming van de heer Wirth. Nadat de heer Wirth enige tijd zijn functie had waargenomen, moest hij wegens overstelpende bezigheden die functie neerleggen.Ga naar voetnoot7 Als enige sollicitant meldde zich toen aan de heer Willem Pijper, die nr. 1 was geweest op de lijst van onze deskundige raadsman. Daarop is de heer Pijper benoemd. Onze overtuiging van 's heren Pijpers objectiviteit en rechtvaardigheid vergezelde die benoeming en heeft zich tot op de huidige dag gehandhaafd. Indien het ons ooit door bewijzen wordt waargemaakt dat de heer Pijper die objectiviteit mist, zullen wij de heer Pijper prijsgeven. Maar tot op dat ogenblik zullen wij de heer Pijper handhaven onder protest tegen de wijze waarop hij verdacht wordt gemaakt. En indien het bestuur van het U.S.O. de heer Pijper de toegang mocht weigeren, zou dat niet de minste verandering brengen in onze gedragslijn. Wij eisen het recht op voor ons, om zelfstandig de houding van onze medewerkers te beoordelen en zullen nimmer wijken voor een ongemotiveerde aanklacht. Maar wij zijn ervan overtuigd dat het bestuur van het U.S.O. tot die weigering niet zal overgaan. Want eve hartelijk-solidair als de verhouding van het bestuur was tegenover zijn dirigent, even correct en zuiver was zijn verhouding tegenover de pers en tegenover de vrijheid van de kritiek. Het bestuur heeft zijn buitengemeen moeilijke taak naar beide zijden vervuld op een wijze die op de hoogste lof aanspraak | |
[pagina 571]
| |
mag maken. Niet dus, zoals de heer Van Gilse onderstelt, uit angst voor de courant, maar uit een juist begrip der verhoudingen kwam de weigering van het bestuur de heer Pijper de zaal te ontzeggen voort. Geheel onjuist is het dat onze courant zou verzocht hebben de heer Pijper te blijven toelaten. Niet het Utrechtsch Dagblad, maar het bestuur van het U.S.O. heeft het initiatief genomen tot een bespreking dezer aangelegenheid. Het in ieder geval toelaten van de heer Pijper werd bij die bespreking van de zijde van het bestuur als beginsel vooropgesteld. Daarna heeft onze hoofdredacteur zich, met vooropstelling van het recht der vrije kritiek, bereid verklaard in het belang ener rustige ontwikkeling van het Utrechtse muziekleven, invloed te oefenen op de matiging van de toon der kritieken van de heer Pijper. Om te beoordelen in hoeverre deze pogingen van onze hoofdredactie succes hebben gehad, moet men de gehele concertperiode van dit seizoen kunnen overzien, hetgeen thans nog niet mogelijk is.
Wij willen de heer Van Gilse de uitlatingen in zijn interview vergeven. Wij willen erkennen dat zijn huidige gezondheidstoestand belet deze zaak zuiver te stellen. Dat de heer Pijper niet behoort tot de beminnelijke critici in den lande en dat deze kritiekvoering onaangenaam is voor de heer Van Gilse, die moeilijke jaren achter de rug heeftGa naar voetnoot8 - niemand zal dat ontkennen. Maar een courant die zich een culturele taak stelt, kan niet rekening houden met het persoonlijke, maar heeft alleen en uitsluitend in het oog te houden dat scherpte van kritiek het belang dient der kunst. Wij vergeven de heer Van Gilse zijn uitval. Stonden wij hier niet tegenover iemand die ongesteld is, maar tegenover een man die in volle ernst en kalmte zich had uitgesproken, zoals de heer Van Gilse in zijn interview, dan zouden wij onze innige verontwaardiging uitspreken over de wijze waarop het karakter van iemand, die eerlijk zijn werk doet als journalist, in het publiek zonder bewijs wordt verdacht gemaakt. |
|