Zangvereeniging Cantate
25 november 1921 (UD)
Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen
Zangvereeniging Cantate o.l.v. Adriaan J. Borgers, m.m.v. Jac. Ph. Caro (zang)
Koorwerken van Mendelssohn, Gade en Ruygrok, liederen van Ravel, Duparc en Fauré
Dit was een feestconcert, ter herdenking van een twintigjarig bestaan en aldus begon het met een redevoering van de voorzitter, welke rede in extenso opgenomen was in het programmatekstboekje. Wij ervoeren onder andere dat het vertrekGa naar voetnoot319 van de eerste directeur, de heer Jac. Caro,Ga naar voetnoot320 ‘die Cantate een plaats heeft bezorgd in de rij der beste zangverenigingen’, haar wel het meeste heeft getroffen. Edoch: ‘dankzij de eensgezindheid harer leden wordt deze tegenspoed weer overwonnen’.
Ja, wat zullen wij daarvan zeggen? Wanneer men meende te moeten vaststellen dat het verlies van een directeur overwonnen staat te worden door de eensgezindheid der leden en niet door de benoeming van de heer Adriaan J. Borgers op deze plaats..., dan klinkt dat wellicht enigszins malicieus, doch het is in dit speciale geval de waarheid, dunkt mij.
De heer Borgers heeft nog weinig routine, hij lijkt ook geen geboren leider (zelfs niet van zangverenigingen). Wij zullen moeten afwachten hoe hij zich wil ontwikkelen. Hij heeft zijn jeugd mee, dat is iets positiefs. Wanneer hij die nu maar productief weet te maken door ferm te studeren en ijverig zijn minuten te gebruiken op de juiste manier! Op het ogenblik is het nog vrij dunnetjes: zó gruwelijke detonaties, zulke boze catastrofetjes mogen bij gemengd koor met pianobegeleiding niet voorkomen!
Ijver en ernstige studie moeten wij de pianiste, mejuffrouw Berta Jacobs, óók voorschrijven. Zij deed nog heel vreemde dingen of haar vleugel (misschien was het haar debuut?).
De heer Caro, Jacques Philip, zong als solist een Melodie hébraïque, in de bewerking van Maurice Ravel en twee liedjes van Duparc en Fauré. Toen ik het programma en het milieu van de zangvereniging Cantate er eens op aanzag, schimde er een flauw