Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdTivoli-concert - Concertgebouworkest
| |
[pagina 520]
| |
tocht in een pas half ontdekte landstreek. Ach ja, we wisten het eigenlijk wel dat dáár een ritenuto stond, hier een più mosso. En het is toch eigenlijk zeer vanzelfsprekend dat gindse hoornlijn domineren moet en dat het gemurmel in de violen maar juist even waarneembaar moet blijven - aanwezig zijn, meer niet. ‘On connait ça’... van waar dan toch? Uit de partituur! Het was een uitermate boeiend en spannend gebeuren, die vrijwel volmaakte reproductie van de beide repertoirenummers. Het was danig interessant, zó zelfs, dat ik thans over de relatieve waarde van Strauss' oudere symphonische Dichtungen geen verdere uitweidingen ten beste geven zal. Ongeveer hetzelfde zou ik kunnen schrijven over Liszts Préludes. Neen, niet over Les préludes, doch naar aanleiding van Mengelbergs herschepping. Maar Les préludes hoort men hier tegenwoordig niet vaak meer en ik bejammer dit niet. Vóór de pauze ging nog het culminatiepunt, de Dans uit Strauss' Salome - nieuw voor Utrecht. Ik voel er persoonlijk weinig voor, voor zo een kop zonder kip. Want te zeer komt de dans zonder wat voorafging in de ruimte te hangen. Ze lijkt constructief zwak, wat ze in werkelijkheid, dat wil zeggen in de opera, niet is. Ze schijnt ook te lang - eveneens onrechtvaardig. En, niet het minste: van Tod und Verklärung (opus 24) tot Salome (opus 54) is een hele sprong in Strauss' evolutie! Het hevig chromatische, de oriëntalismen, de ‘schwebende Tonalitäten’, het veel vrijere ritme der Salome worden door de zeer nadrukkelijke C-majeurs en de Mendelssohn-melodiek van opus 24 slechts hoogst gebrekkig voorbereid. Overigens, de reproductie van dit fragment overtrof vrijwel alles. Nimmer waren Mengelberg en het orkest bewonderenswaardiger dan in dit zeer moeilijke stuk. Het was een voluit meesterlijke prestatie. De andere noviteit voor Utrecht was Ernest Blochs Hebreeuwse rapsodie Schelomo. Dit werd een verdiend succes voor Marix Loevensohn,Ga naar voetnoot306 die zijn vóórzingende, reciterende, dialogiserende, dramatische, lyrische, al wat ge wilt, solostem speelde met veel entrain, met zijn verrukkelijkste intonaties en met het geloof dat op zijn minst heuvels heet te verzetten. Schelomo gaat niet bijzonder diep en stelt evenmin eisen aan een niet zeer geciviliseerde smaak. Ik moet het verder: niet-origineel noemen. De bronnen waaruit Ernest Bloch (in Amerika levend Zwitser) putte, zijn beklant genoeg. Noemen wij, behalve veel typisch joods materiaal: Puccini (behandeling van het koper, het psalmodiërende motiefje) - Richard Strauss (de instrumentatie), dan hebben wij de twee voornaamsten gehad. Het werk is, bedrieg ik mij niet, van 1916. Ander, nieuwer werk van Bloch bestaat uit beter en origineler materiaal. Ik wil een definitief oordeel over deze componist op dit ogenblik nog niet geven. Maar zijn Schelomo een sterk, een persoonlijk werk noemen, mag ik niet. De herinnering aan het concert van gisteravond zal echter blijven niet die aan de noviteiten, niet die aan het programma, helaas, doch: de herinnering aan vijf allerhoogst virtuoze reproducties. Wat óók niet weinig is! |
|