Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdDante-herdenking: De muziekGa naar voetnoot279
| |
[pagina 508]
| |
gans andere vergezichten dan de brave Italiaanse en vaderlandse musici, wier prestaties ik kritisch te waarderen zal hebben. De heer Poelhekke riep de schim van meester Diepenbrock op en hij gebruikte in de loop van zijn betoog enige malen Beethovens naam. En te gaan denken aan Diepenbrocks Missa, met in uw oren de muziek van Winnubst,Ga naar voetnoot280 dat is erg - voor de muziek van Winnubst. Wolf-Ferrari's La vita nuova is, zonder omwegen, eveneens een zwak werk. Hybridisch. Ik weet ook (onbedoeld instemmend commentaar op de meningen van de heer Poelhekke) geen enkele componist van de laatste honderd jaren wiens kunnen en leven zich met dat van de grandioze Dante zou kunnen meten. Zelfs niet Berlioz. Natuurlijk zullen Dantes uiterste grenzen nooit bereikt worden door een musicus - daarvoor is zijn levenswerk te nadrukkelijk dat van de woordkunstenaar. Aan de andere kant beweegt de Muziek in haar laatste sublimaties zich in sferen voor geen enkele andere kunst toegankelijk. Maar er behoort geen zo ontstellende wanverhouding te zijn tussen het werk van de musicus en dat van de (s.v.v.) tekstdichter, als hier. La vita nuova is typisch het werk van de Duits-geschoolde (hier bovendien nog: aan Duitsland bloedverwante) Italiaan van omstreeks 1900. Alle voorbeelden werden gekozen uit het klassiek-Duitse repertoire, alle grotere melodiek is Italiaans (dat wil zeggen van de opera). De muziek in Italië heeft niet zoveel standen als elders: liricheGa naar voetnoot281 die gij heden in een salon, op een serieus concert hoort, ontmoet ge morgen in de achterbuurt. Omgekeerd eveneens. Dit heeft twee redenen: ten eerste zijn de Italianen een gruwelijk zangrijk volk; ten tweede missen zij ons soort (zelf)kritiek bijna volkomen. Honderdduizenden Italianen staan in vuur en vlam bij een melodietje dat de kritische enkeling triviaal moet schelden. Bijvoorbeeld d'Ambrosio.Ga naar voetnoot282 Ik wil de melodiek van La vita nuova niet uitsluitend laag-bij-de-gronds noemen, doch gemakzuchtig is zij wel. De voorbeelden - nergens geëvenaard of zelfs maar benaderd! - zijn evident genoeg. Denk aan Bachs Matthäus-Passion, beginkoor, en Wolf-Ferrari's Prologo. Het gebruikmaken, op deze manier, van het jongenskoor, de harmonische retardaties, de lopende bassen. Verderop in het werk schimt de herinnering aan Bach telkens weer voorbij, zonderling gecamoufleerd. Musetten-effecten der althobo's, spookwitte fluitakkoorden, canonische inzetten met roterende frasen (bijvoorbeeld de Canzone nr. 6). En, het andere aangezicht dezer Cantica: Wolf-Ferrari uit zich het persoonlijkst, wanneer de dansende salonaapjes uit de mouwen komen: Danza degli angeli. Dan is er: atmosfeer, geïnspireerdheid, een andere dan trekvoetende gang. Hoog staat deze Kunst niet - en het verband met Dante blijkt wel zeer illusoir... Maar het is tenminste aanvaardbare muziek. Het hele werk is dat niet. Het is te chromatisch, het zit te los in zijn voegen, het is slecht uitgebalanceerd. Het is hybridisch: niet gelukte (want: onbereikbare) versmelting van aangeleerde denkwijzen, constructies met het eigen, ietwat onbijzondere idioom. | |
[pagina 509]
| |
Het hoogtepunt: Ricordo del sogno, is slechte operamuziek,Ga naar voetnoot283 verminderde-septiemakkoordenwellust; de lyrische fragmenten zijn voor ons gevoelen te zeer van de straat opgeraapt; de ernstige bladzijden, waar men serieus contrapunteert, worden overtroffen door elk tienderangs Duits oratorium van Bruch, Kaun, Sommer of Klose. Het stuk van Johan Winnubst is, op een heel ander plan, evenmin een goedgeslaagde compositie. Het lijdt onder een groot aantal modernismen zonder reden. Het gamma waarin Winnubst het trachtte te schrijven, mondt hem absoluut niet. Er staan veel uitvluchten in, vluchten uit de tonaliteit meen ik. Maar het is buiten, in het land der atonalen, te koud voor 's componisten temperament - hij keert liefst zo gauw mogelijk weer terug naar de kachel, gestookt met dominanten en tonale functies. En dan blijft er wel een sixte ajoutée over, om de goede wil te tonen...Ga naar voetnoot284 Maar zonder ironie: ik durf, na het aanhoren van dit werk, Winnubst slechts te raden om zich bij Het Oude te houden. Het is namelijk volstrekt geen geringer verdienste zich volkomen uit te spreken in het dialect der klassiek-romantische musici dan in dat der zogezegd modernen. Winnubsts naturel is ook veel meer klassiek-romantisch dan modern en ik beklaag hem deswege niet. En ik houd hem voor een te serieus musicus, dan dat hij voldoening zou vinden in het uiterlijke napapegaaien der actuele accenten - accenten ener geesteshouding, ener muzikaliteit die de zijne niet zijn. Mevrouw Noordewier zong de niet zeer extravagante sololijn uit Winnubsts Canto met toewijding, scheen het, en met haar nimmer falende kunst. Caro zong de baritonpartij uit La vita nuova. Ik vermoed: deze ligt hem wat hoog. En het timbre zijner stem is voor de menigvuldige zoetheden wat te ruig, te noordelijk. |
|