Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 498]
| |
Het concert van dit ensemble werd verleden jaar de gebeurtenis van het seizoen.Ga naar voetnoot265 En zonder nu te durven voorspellen dat hun optreden dat dit jaar wederom worden zal (het is nog geen november, nietwaar!), heb ik toch een vrij helder vermoeden dat de schoonheden die zij brachten, hun welhaast volmaakte reproducties, hun chic, hun muzikaliteit niet vaak geëvenaard, nog minder overtroffen zullen worden in de loop van deze muziekmaanden. Ik kreeg dezer dagen een circulaire in handen van een aantal zondagmiddagconcerten, waarin de schrijvers en concertgevers met een zeker jungsiegfriedlich aplomb constateerden dat ‘in Utrecht niet veel kamermuziek gegeven [wordt]. Het vorige seizoen was daar een uitzondering op, toen in Tivoli verschillende krachten op dit gebied zich liet horen (au!), maar ook dit jaar is het aantal kwartetavonden zeer gering.’ Wel, ik weet niet of dit er niet zo'n beetje pour besoin de la cause staat, doch ze hebben in zeker opzicht gelijk. Verleden jaar, na de talrijke en singuliere prestaties van de concertgevers in Tivoli, herinnerden wij ons vooral het ensemble Chailley, en Capet, en nog enkele anderen. En zo lijkt het een daad van juist inzicht, getuigende van goede handelsgeest om de voortreffelijkste musici die ons de vorige maal in Tivoli betoverden, dit seizoen te laten optreden in het Gebouw. Gezelschappen als het Kwintet-Chailley verdienen het dat zij ook hier een vast publiek hebben. Men speelde ditmaal het Kwartet van Ravel. Veel vondsten van de componist staan hier voor de eerste maal in en het is altijd beschaafd, boeiend, betoverend. Het Kwartet werd in hun reproductie een wonder van élégance, van prille, consonante dissonantie. Wat mij, muziekkritisch, in de oudere werken van Ravel steeds weer boeit, is zijn verhouding tot César Franck. Psychisch is daar letterlijk geen enkele overeenkomst, muzikaal-technisch eigenlijk ook geen. Maar het is zo interessant, die vage Franck-harmonie die ons altijd de blankste, vroomste perspectieven placht te openen - en die hier, plotseling, frêle wordt en, zélfs, een heel klein weinigje équivoque!Ga naar voetnoot266 En dan het Pianokwartet van Gabriel Fauré. Een groot werk. Meesterlijk, groots van lijn, magistraal gevonden en gecomponeerd Doch muziek van gisteren, en daarom verschoven - om het maar zo te noemen. Men begrijpt de ambities die achter, die in al het werk van Fauré staan. En begrijpen is helaas niet hetzelfde als billijken. Waarom toch is Debussy's Mandoline, een lied, een nietsje, betoverender dan de tweede-themagroepen uit het eerste deel van Faurés kwartet - terwijl de notencompilaties zóveel overeenkomst vertonen? Waarom ontroert eenzelfde frase wél in een Impromptu van Schubert en niet in dit kwartet? Waarom irriteert hier een chromatiek die in Tristan gans andere uitwerkingen had en heeft? Waarom? Het gaat niet aan dit werk te vonnissen als epigonenarbeid - daarvoor is het te persoonlijk doorleefd. Maar de persoonlijkheid van Fauré is meer die van de Kenner, Genieter, dan van een Vinder. Dit is al kritiek die ik vermag te schrijven: het werk van een beschaafd man is een te belangrijke factor in dit als regel onbeschaafde cultuurmilieu. | |
[pagina 499]
| |
En na de pauze het Kwintet van Schumann. Het evenwicht piano-strijkers was hier volmaakter dan vóór de pauze. Mevrouw Chailley-Richez domineerde in Fauré wat te zeer. Overigens: een verrukkelijk musicienne! Marcel Chailleys toon leek mij geringer van volume dan verleden jaar - geen nadeel in het Gebouw-zaaltje, met dat al. De drie anderen mochten zich misschien wat matigen. Het evenwicht was nu bijna altijd nog volmaakt en het zou jammer zijn wanneer dat minder werd. Léon Pascal met name domineerde enkele onderdelen van enkele seconden waar dat nodig, noch gewenst was. Een absolute futiliteit, doch: die dat moet blijven. |
|