Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdBalalaika-orkest
| |
[pagina 488]
| |
ophoudt en ik zal er daarom in de ernstige kolommen van het Dagblad niet verder over schrijven, ditmaal. Men heet dit ‘Groot-Russische orkest’: Balalaika-orkest - naar de tokkelinstrumenten waaruit het is samengesteld. Doctor Sverkovs vooral niet minder dan achthonderdmaal te luidruchtige tamboerijn en het bedeesde tamtammetje waren, in dit milieu, obligaat. En nu wenste ik wel, lezer, dat ik u van de balalaika meer wist te vertellen dan de diverse leerboeken der instrumentenkunde en instrumentenbouwkunde, op hun beurt, mij geleerd hebben. Helaas - Rusland is op het ogenblik een met minstens zeven zegels gesloten voorwerp en zolang dat zo blijft, zal mijn exacte wetenschap in deze zaken wel op het bewuste minimaalpeil blijven staan. Men moet in een land geweest zijn om zijn muziekcultuur geheel te kunnen schatten. Dat gaat al op bij Italië, hoeveel te meer niet bij Rusland, waarover vóór 1914 al de oncontroleerbaarste geruchten de ronde deden? Wat we horen uit de eerste hand, kunnen afdoende inlichtingen zijn: het Franse, Engelse, Duitse muziekleven, de cultuur, de traditie daar, leren we kennen uit onderscheidene boeken, van standaardwerken tot en met concertprogramma's. Spanje en Italië beginnen al raadseltjes op te geven - de Italiaanse boeken zijn niet zeer talrijk hier in Holland en de Spaanse vakliteratuur is zo goed als onbekend. En Russisch? Ach, het is nog geen verplicht leervak, nietwaar? Wij kunnen onze opinies wel uit Duitse of Franse werken halen, doch enig helder inzicht maant tot voorzichtigheid: we behoeven alleen maar te verzinnen hoe het staat in het buitenland met de inlichtingen over ons eigen landje, onze muziekcultuur, onze representatieve mannen! In het standaardwerk Dictionnaire du Conservatoire (Paris) maakt de Belg Paul Gilson, auteur van vele muzikale platheden, zich in een paar bladzijden van Holland af. Namen? Ik zal ze niet herhalen, gij zoudt uw ogen niet geloven.Ga naar voetnoot252 En hoe compareren wij in Riemanns Musiklexikon? Herinnert gij u die filippica van Sibmaccher Zijnen nog, enige maanden geleden?Ga naar voetnoot253 Toen Diepenbrock | |
[pagina 489]
| |
stierf, gingen wat woorden, wat goedbedoelde nietszeggendheden naar oost, naar zuid. Het buitenland weet nog niets van hem die onze grootste componist was! Dat er hier een moderne school, een richting met zeer geavanceerde principes is, geen Fransman, geen Oostenrijker, geen Engelsman hoorde ervan. Waarmee ik maar zeggen wil dat wij ten opzichte van Rusland allerijselijkst voorzichtig moeten zijn. Ik wil graag aannemen dat deze balalaika-orkesten iets typisch Russisch zijn. Maar wat zullen wij er, ter vergelijking, tegenover stellen? Het typisch West-Europese product Liedertafel? Of de mandolineclubs? Of een harmonie- of fanfarecorps? Of een dilettantenorkest? Of een harmonicaspelersvereniging? Of, soms, het Strijkje??... Het wordt met elke zin moeilijker! Laat ons dit balalaika-orkest een ogenblik kritisch herdenken, los van alle folkloristische geïnteresseerdheden. Dan blijkt het te zijn een gezelschapje van plusminus vijftien man, gewapend met tokkelinstrumenten, varianten ten dele van de originele balalaika; meervoudig bezet in de diverse registers. Het staag getokkelde timbre is zo monotoon als dat van elke andere mandolineclub, schoon minder nasaal. Het laagste basinstrument heeft een prachtig ruisend timbre, dat sommige ogenblikken zelden vermoede schoonheden suggereert. Men speelt een voortreffelijk rubato, men besteedt haast te veel zorg aan de dynamiek - het wordt wat onrustig daardoor. Dit is alles wat ik er, oordelend, over kan noteren. Men zou naar aanleiding van het dirigeren van doctor Sverkov willen opmerken dat het weinig analogie had met het orkestleiden zoals men dat hier opvat: dat hij enkele primaire zaken verwaarloosde, onder andere erg onesthetisch in de knieën doorzakte. Maar deze opmerkingen kunnen slechts gemaakt worden, wanneer doctor Sverkov zich het algemeen Europese, het internationale dirigeren tot doel heeft gesteld. En het kan evengoed van niet. Vast staat intussen dat het orkestje dat het dansen begeleidde zónder dirigent, minstens zo vrij, zo geanimeerd speelde. Ivan Orlik is, technisch, een fenomenaal danser. En ook de drie anderen deden buitengewone dingen. Gij moet niet denken dat ik dit laag zou aanslaan! Ik vind een geslaagde pirouette, een fraaie sprong, minstens zo belangrijk als een gepaereld toonladdertje. Ziehier dan dansers die technisch af, die klaar zijn, die al het voor hun vak nodige kunnen. Maar - nietwaar? - over het vlotte toonladdertje schrijven we hoogstens, even, terloops. En zo is het met deze voornamelijk beentechnische zaken ook. Ik heb tegen de meeste ‘kunst’ dansen het bezwaar dat ze in de lucht hangen, dat het milieu ervoor ontbreekt. (In Amerika schijnt men deze bezwaren ook te voelen en ze te willen opheffen door, voor de ritmische lichaamsbeweging, parken, stranden en andere landschapjes te requireren. Misschien is dit de juiste weg!) Het milieu voor deze Russische dansen, geloof ik, ontbreekt niet, zomin als dat voor de horlepiep. Maar ge vindt het nooit in de concertzaal of in een schouwburg! |
|