Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdTivoli-concert - Concertgebouworkest
| |
[pagina 485]
| |
te vestigenGa naar voetnoot246 en ook thans kan ik wederom niet over deze Vijfde symfonie schrijven zonder reserve. Wie vermag te oordelen? Wie is zeker van de houdbaarheid zijner eigen schattingen wanneer het zaken betreft van zo grote importantie als een deel van het levenswerk van een groot man? Toch slaag ik er niet in mijn gevoel te doen aarzelen: ik heb Mahlers Vijfde altoos moeten waarderen, bewonderen vaak, somtijds liefhebben, en ook: veelal niet aanvaarden als een eerste werk. Als het eerste werk van Gustav Mahlers Nieuwe Reeks (Symfonieën V, VI, VII). Een afgerekend hebben met de verrukkingen der oudere symfonieën, een hartstochtelijk en vaak verbitterd grijpen naar de grandioosheden der nieuwe werken. Dit hier leidt naar de Achtste, naar de Symfonie der duizend, naar het Es-Dur-fortissimo ‘Alles Vergängliche ist nur ein Gleichnis’... Wie aanvaardt de verantwoordelijkheid voor een schijnbaar ál te vroegop oordeel? Mahler zelf. Want ná de Achtste, na die triomfale Achtste, kwam de Negende, kwam het Lied dezer Aarde: ‘Mein Freund, mir war auf dieser Welt das Glück nicht hold.’ Ik slaag er ook nimmer in de vrolijke en jong-Duitse aperçu's te aanvaarden die veel fanatieke Mahler-bewonderaars rond de Vijfde en de Zevende dichten, zullen we maar zeggen. Meer dan één scribent wijst op het feit (zeggen ze) dat deze symfonieën ‘vrolijk eindigen’; Richard Specht constateert zielstevreden dat ‘dieser Mahler’ toch een onverbeterlijk optimist was. Onverbeterlijk, ja. En de Zesde, de ‘Tragische’, die als een moker op de ‘optimismen’ van de Vijfde slaat? En Der Abschied,Ga naar voetnoot247 dat slechts Mahlers eigenhandig commentaar is op de metafysische overwinningen (Pyrrhus-overwinningen!) der Achtste; op Der TagGa naar voetnoot248 - Meistersinger-finale der Zevende?... Mahler was een te wijs man en een te groot artiest om zichzelf meer dan hoogstens één symfoniedeel lang te bedotten. Neen. Voor ons, die oren hebben, bedriegt hij zich hoogstens een doorwerking of een expositie lang... Hoe zilt zijn niet veel hoornsoli uit dit walsende Scherzo? Hoeveel zuchten slaakt het hart van dit Adagietto niet? En hoe verbitterd hebben we, neen, maken we plezier in de grote Finale... Deze Finale trouwens is niet anders dan de ontwikkeling van een van Mahlers liederen: Lob des hohen Verstandes,Ga naar voetnoot249 dat verhaalt hoe koekoek en nachtegaal om de prijs zullen zingen. De ezel is jury en hij bekroont - natuurlijk - de koekoek: ‘Wohl 'sungen hast du Nachtigall, aber Kuckuck singst gut Choral, und hältst den Takt fein inne’... Er zullen altijd mensen zijn die dit alleen maar een aardig versje en een moppig muziekje noemen. Maar de adepten, die altijd de mond vol hebben over de metafysica van hun Mahler, behoorden deze en dergelijke willekeurigheden te vermijden. Mahler, de musicus, heeft waarlijk genoeg met koekoekbekronende ezels te stellen gehad - men leze de historie van dit leven. Gustav Mahler was in waarheid geen optimist.Ga naar voetnoot250 Wie is dat wel? Johann Strauss soms, de walskoning? Ik ken weinig melancholieker muzieken dan zijn grote wals Freut euch des Lebens. (De hele Negende van Mahler staat daar in kiem in: thema- | |
[pagina 486]
| |
tisch bijna noot voor noot...) Wagner heeft hier en daar iets van de optimist: als hij (Meistersinger) zeer concrete en zeer bereikbare idealen bezingt. Maar Mahler tastte in de regel hoger dan Wagner dáár. Alleen de zeer groten, Bach bijvoorbeeld, kennen soms de begrippen optimisme en pessimisme niet meer... Maar Mahler is vaker de Geslagene; hij heeft in al zijn kristallisaties meer van de pessimist. Kon het ook anders? Doch, dit is een waarheid die de muziekhorende, schrijvende en esthetiserende men niet graag hoort - er is zo weinig mee aan te vangen en men is zo gauw uitgepraat. En daarom, vrees ik, zullen we haar voorlopig nog wel moeten blijven herhalen. Over de Mahler-reproducties van Willem Mengelberg valt niets meer te schrijven. Evenmin over het Mahler-spel van het Concertgebouworkest. Het is een gans aparte cultuur, het is een tempo-, een fraseringsraffinement dat men slechts bewonderen kan en stellig niet, in een courantenartikel, beschrijven. Doch het was een genot, al Mengelbergs tempi, zijn modificaties weer te vinden, vitaal, geïnspireerd als steeds. Waarom de heer Mengelberg de Vijfde liet voorafgaan door Mendelssohns Hebriden is de vraag die mij tot op dit ogenblik blijft taquineren. Mendelssohn was in zijn milieu een zeer uitnemend componist en zijn muziek draagt alle stempels en zegels van het goede, solide huis dat ze leverde. Iemand noemde Mendelssohn eens een gladde notaris, en dat was niet vriendelijk (het was ook niet vriendelijk bedoeld!). Maar ik wilde dat ik de definitie kon vinden voor een ouverturetje van Mendelssohn naast het Inferno van Mahlers Vijfde. Is het een hobbelpaard naast een pterodactyl? Is het een fietslantaarn, brandende in de zonneschijn? Is het een Haagsche Post, verzeild tussen Dante en Goethe? Misschien het laatste nog het meest: ook de Haagsche Post is in een bepaald genre en in een bepaald milieu een verschijning van importantie, nietwaar? Te oordelen naar de oplage en het effect der advertenties... En ook de geesteshouding van de componist Felix Mendelssohn-Bartholdy is nogal rozeGa naar voetnoot251 en de inhoud is aardig, zoals dat heet. Ik hoop, binnen niet al te korte tijd weer eens, en dan waarderender, over de Hebriden (heus, het is een aardig stukje) te kunnen schrijven. Bijvoorbeeld naar aanleiding van een programma waarop een Mendelssohn compareert naast Franz Abt, of Brahms, of Humperdinck, of Spohr. Maar naast Mahler wordt hij volkomen onaanvaardbaar. Dan duizendmaal beter Beethovens Coriolan en zelfs honderdmaal beter Glucks Iphigénie. Het drama, de tragedie, zelfs het neoclassicisme van Gluck kán naast een Mahler; het genretafereeltje zéker nóóit. |
|