Orgelconcert Nicolaïkerk
8 oktober 1921 (UD)
J.C. de Lange (orgel) m.m.v. Cor Kwant (fluit) en H. Altink (zang)
Werken van Bach, Mendelssohn, Saint-Saëns, Reger, Wolf en Boëllmann
Ik herinner mij niet wat de heer De Lange op zijn laatste orgelconcert heeft gespeeld, doch ik wilde dat ik ditmaal zijn concert niet vanuit de opera had behoeven bij te wonen. Een pas gehoorde slechte reproductie immers stelt ons nog kritischer in. En het wordt bezwaarlijk om iets goeds te vinden in een rammelende weergave van een orgelcompositie van Johann Sebastian Bach, met in uw oren vier of vijf radicaal foute tempi uit de Tannhäuser. Men gaat zich geïrriteerd afvragen of het dan zó moeilijk is om tot vier te tellen.
De begeleidingen van de liederen en van Kwants fluitsonates waren vooral niet minder onvast. Ja, Kwant scheen zelfs hier en daar gehandicapt door de onophoudelijk onjuiste inzettempi van zijn partner. Met het gevolg dat hij zijn eigen, juistere tempo ietwat gechargeerd inzette; het was menselijk, doch niet prettig voor de sonates. Van toon, van expressie deed Kwant vaak uitnemende dingen.
Des heren Altinks stem schijnt (nog?) niet overal ‘ausgeglichen’ - hij vergeve dit zangersjargon. Doch ik vermoed dat wij deze zanger vaker zullen horen. Men treft niet te veel vocalisten die zijn ritmische, agogische en metrische gemakkelijkheden delen.