Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdOpera - TannhäuserGa naar voetnoot240
| |
[pagina 483]
| |
jaren een operagezelschap, ja, doch: wat doen we ermee? Ik vermoed, de Nationale Opera onder Willem van Korlaar jr. moet een kommervol bestaan leiden. Anders is het onverklaarbaar dat men seizoen na seizoen achteruitholt, gelijk dat thans geschiedt. Achteruitgang bij alle solisten (stilstand is reeds achteruitgang!), in de montering, in het repertoire, in het orkest, in de regie, in alles, alles. We weten, man voor man, niet met een opera te hanteren. Waarom moest Zeldenrust gisteravond Tannhäuser dirigeren?Ga naar voetnoot243 Het was een paskwil, het was zelfs nog geen Dollarprinzessin.Ga naar voetnoot244 Ik wil nog niet eens denken aan, laat staan schrijven over een eventuele Hollandse operaproductie. Het zou erg zijn. Maar de Hollandse operareproductie, genaamd Nationale, behoorde iets te hebben van de treffelijke Hollandse eigenschappen als daar zijn: zin voor orde, voor afwerking; afschuw van ‘Ersatz’ (lezer, denk aan de oorlogsjaren en uw eigen opinie over crisisthee!) - het behoorde, in het kapitaalkrachtige Holland, zo goed mogelijk te zijn. Het begin van de Tannhäuser gisteren was echter zo slecht mogelijk. De opera, wil ze hier in Holland aan een niet zeer hoog doel beantwoorden, moet tenminste kunnen concurreren tegen een bioscoop, dacht ik. Ze hebben beide immers ongeveer hetzelfde publiek. Toen de Nationale Opera nog Nederlandsche Opera heette en onder de hoede stond van Koopman van voor de reis om de wereldGa naar voetnoot245 - toen gebeurde er tenminste iets. De jonge Heuckeroth, een onmiskenbaar operatalent: elektrisch, uitbundig en doorkneed in alle trucs, dirigeerde. Het was elke avond een worsteling, maar het slaagde steeds. Men moest, koortsachtig gehaast, repertoire maken; men tuimelde van de ene première in de andere. Doch in de loop der jaren is de zaak gelopen zoals altijd alles in Holland verloopt: in het zand. Heuckeroth werd orkestdirigent - een bezigheid waarvoor hij vele disposities miste; Zeldenrust verscheen, met wat routine; Harmans verscheen, met nog minder routine; Albert van Raalte werd heel hoog, helemaal boven in Wagner. De koren bleven Plathollands zingen (dat is één seizoen aanvaardbaar...), de kostuums bleven armoedig, werden vaal en werden vervangen door even armoedige, die nu ook al weer sleets blijken. De decors zwierven van een ongestileerde Faust naar een andere ongestileerde Faust; het ijswafelenkraampje uit de eerste scène van Tannhäuser werd een tandartsenstoel - het volgend jaar staat links op het eerste plan een defecte autocarrosserie of een andere toonbank. Het repertoire dwaalde van Carmen naar Lohengrin, over Butterfly tot De dode ogen - bij de muzen, wat al laksheid, halfheid. Bedriegen de tekenen niet, dan zullen wij hier in Utrecht deze winter wel een paar Faustjes krijgen, één à twee Carmen. Verder een paar draken van Puccini; Cavalleria en Paljas; misschien een onontkoombare d'Albert; misschien nog wat Lohengrin. En dan is het wel weer voorjaar. Wat moeten we van deze Tannhäuser zeggen? Wagner, en de hevige Italiaansheid van zijn eerste vier, vijf werken werden hier reeds zo vaak beschouwd. En, tenslotte, daar was weinig Wagner, weinig Wagner-traditie op de planken, ditmaal. Het voorspel was slecht, niets meer, niets minder. Een laatste-treintempo. De Venusberg was | |
[pagina 484]
| |
ongeveer pikdonker. Dat is ook wel eens een opvatting. Een andermaal is het weer wat lichter. Ach, het doet er alles betrekkelijk weinig toe. De Nationale Opera staat momenteel op een zeer nederig routinepeil. En alle veranderingetjes in rolbezetting, in rood of wit licht, in coupures, in ‘opvatting’ (!) zijn lapwerk. Het zal niet gaan zonder radicale veranderingen. Maar zoals ze thans schijnt te zijn, betekent de opera niets hoegenaamd voor ons cultuurleven. Wachten wij af. Het is allerminst uitgesloten dat een Nederlandse opera ineens iets, misschien een grote factor in onze nationale beschaving gaat worden. De bioscoop is ook geen typisch Hollands vermaak. En toch draait zij. Een voortreffelijke opera zou hier ook kunnen bloeien, al is floreren evenmin een typisch Hollandse toestand... |
|