Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdTivoli-concert - H.D. van Goudoever
| |
[pagina 480]
| |
Dit zijn - met één uitzondering die ik wens te maken voor Carl Loewe - allen talentvolle componisten, die een of twee werken hebben geschreven boven hun eigen gemiddelde en boven het gemiddelde hunner tijdgenoten. Hun wezen, hun persoonlijkheid is vergeten, is verdwenen uit het algemene cultuurleven, een enkele hunner scheppingen is vreemd, pril blijven staan tot in onze dagen, tot in onze belangstellingen. Zo een Violoncelconcert als dit van Lalo staat of misstaat als een porseleinen kachel in een vertrek met centrale verwarming. Waart gij, o muziekminnend en Utrechts lezer, outsider op het gebied der praktisch courante muziekmakerij (doch dat zijt gij niet), dan zoudt ge door het bestaan van Lalo's Celloconcert getroffen worden - getroffen namelijk met verwondering over een schijnbare (of niet slechts schijnbare?) stilstand in de evolutie der musische kunsten gedurende de laatste halve eeuw. Want muzikale redenen van bestaan heeft het stuk waarlijk niet meer. Het is correct; het is niet te lang, noch te kort; het is boeiend, hier en daar; het is, elders, bearbeid naar het beproefde recept van Beethovens Vijfde pianoconcert: een smekende solo en een interrumperend tutti, ofwel: een heroïsch solootje en een orkest vol vertederende accenten - ach ja, we weten het allemaal wel. Laat ons vaststellen dat het Violoncelconcert van Lalo vooral is meegenomen in de continue verhuizingen die elke nieuwe muziekgeneratie weer moet ondernemen, als bruikbaar solostuk voor een violoncellist met orkestbegeleiding. Dit is geen nieuws, hoor ik zeggen, en het is ook inderdaad niet anders dan de deur waarmee ik wel in deze kritiek had kunnen vallen. Maar, eilaas, het is zo eenvoudig niet. Het gaat niet aan om een stuk als dit concert te diskwalificeren, omdat slechts de violoncelvirtuozen het steeds weer meenamen uit de steeds weer failliete boedel der courante muzieken. Neen, niet in de praktijk van alledag; niet in de praktijk die per seizoen een bepaalde dosis geluids met of zonder onweegbare en vluchtige schoonheid moet leveren op contract en in abonnement. Doch laat ons even vertoeven in een helderder en ijler lucht; in een lichter en iriserender middenstof; te midden ener muziek die slechts schoon, die uitsluitend muziek is. Hoort gij op dit plan het concert van Lalo nog? Neen, nietwaar? Want op dit plan kent men het solistendom niet meer. Nog een opmerking die wel gegrepen wilde worden, fladderde rond de punt van mijn pen: het is opmerkenswaard dat al deze talenten van een of twee ‘blijvende gedeelten’ zich immer gerugsteund moesten voelen door een min of meer gelokaliseerd algemeen muzikaal bewustzijn. Zij verkozen te leunen tegen het Volkslied, of tegen het Koraal, of tegen de Dansmuziek. Maar zij vergisten zich steeds weer, zagen lokale waarden, colorieten, aan voor axioma's. Spanje is ten noorden van Spanje (dat wil zeggen Frankrijk) altoos evenzeer in trek geweest als bijvoorbeeld Italië in Oostenrijk en, noordelijker nog, Duitsland. Denk aan Wagners Italiaanse melismen in de Holländer. En in Frankrijk: alles wat gepassioneerd coloriet moest hebben, werd op de Spaanse castagnetten afgestemd - soms werd het, doch dit is een subtiele nuance, alleen maar Baskisch - en het ging niet zonder triolen, syncopen en vijf-enen. Zie Lalo, Pierné, Ravel (ja!), Bizet, Chabrier, Chausson, Charpentier. Zie zelfs Debussy. Het is allemaal even courant, even goedkoop en even vaag als de versiering ‘echte muzikantenmuziek’ bij de toon- | |
[pagina 481]
| |
kunst der Bohemers,Ga naar voetnoot235 als de definitie ‘verlaagde Leitton’ in de Scandinaafse exportmuziek. En de eerste die de zotte gemakzuchtigheid, de slavernij van deze sjabloon inzag en bewust belachelijk maakte, was de Engelse componist Lord Berners in zijn Rapsodie espagnole.Ga naar voetnoot236 Ik hoop nog weleens over deze futurist,Ga naar voetnoot237 over zijn werk te kunnen schrijven - voor het ogenblik vermeld ik slechts zijn naam, omdat hij het was die, voor het begrip der heldersten althans, een dikke sluitstreep zette onder het oranjebloesemige en sentimentele hoofdstuk waarin het zo Spaans toegaat. Het meest karaktervolle deel van Lalo's Violoncelconcert dringt zich angstig dicht tegen de Andalusische sinaasappelboom aan. De Finale is, gestut door veel traditie, veel vijf-een, veel syncopen, het beste deel geworden. En Van Goudoever speelde de Finale dan ook beter dan het eerste en tweede deel. Doch nog altijd minder dan, na de pauze, zijn stuk Haydn en de solostem uit zijn eigen Sneeuwimpressie. Het valt niet gemakkelijk om de Utrechtenaar Van Goudoever op dit eerste concert van het Utrechtse orkest in de Utrechtse concertzaal volledig te kritiseren, hem, cellist én componist. Want deze menging, c-e en c-o werd in de loop der jaren, in het verloop van zijn studie en ontwikkeling zo gecompliceerd, dat sommige bewonderende woorden over cellistische zaken de componist overbodig onaangenaam zouden zijn. En omgekeerd eveneens. Ik moet mij tevreden stellen met enkele notities: dat zijn violoncelspelen aan diepte heeft gewonnen, aan breedte en hoogte heeft verloren - zodat te veel concentratie verspild werd, niet tot het einde van de zaal kwam. Zijn toon werd edeler, doch: te klein. Ik laat evenwel bij deze aanmerking zijn instrument buiten beschouwing en dat is wellicht niet juist. Ik weet niet hoeveel concentratie verloren raakte in het hout van zijn violoncel! Zouden wij moeten rekenen met fysieke of psychische tegenheden? Het was zo moeizaam soms, dat concert van Lalo, en de solostem der Sneeuwimpressie was vaak zo slordig. Werd hij gehandicapt door de - o, zeer luide! - begeleiding, door de ongewisheid bij veel wachtwoorden? Er komen te veel vraagtekens in deze beschouwing, die bondig behoorde te wezen. Laat mij sluiten met het plan Henri van Goudoevers muzikantschap, enzovoort, uitvoeriger te bespreken, nadat ik hem onder manifest gunstiger omstandigheden gehoord zal hebben. Aan zijn talent, aan de dispositie twijfelt niemand. Anders staat het ook al niet met mijn opinie over zijn Sneeuwimpressie. Ik weet niet of het stuk werd geschreven langere of kortere tijd na de Sphynx.Ga naar voetnoot238 Ik weet niet of de orkestpartij geen gearrangeerde pianopartij is, ofschoon ik dit wel vrees. Is het later werk, dan is het gedecideerd een achteruitgang na de door Mengelberg gespeelde orkestwerken. Fraai coloriet, doch, wat doet de beste lichtinstallatie op een toneel waar zelfs nog geen coulissen staan? Is het stuk niet nieuw, dan behelst deze opmerking voor de componist ook al geen nieuws, hoop ik. | |
[pagina 482]
| |
Wat nog te zeggen van de rest van het programma - ik geloof, het beste is: weinig. Wagners Fliegende Holländer-voorspel werd grof, doch het stuk verdraagt nogal veel fortissimo. Berlioz' Benvenuto Cellini verdraagt het niet en dat is erger. Het laatste nummer werd Strauss' Don Juan. Het is een muziek waar ik telkenmale slechter tegen kan; men krijgt een formele aversie van sommige hoornoctaven. Dat is, soms, volmaakt Wedekinds Kammersänger...Ga naar voetnoot239 en ons werd geen detail gespaard. Enfin, Richard Strauss heeft tenminste ook nog de walsen uit de Rosenkavalier geschreven - dat is een troost. |
|