Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdTivoli-concert - Lucien Capet
| |
[pagina 446]
| |
iets belangrijker is dan al uw klankverhaaltjes - dán voelt ge u te klein! Maar voor een zogenaamd kunstwerk haal jullie je schade in; er is een klassiek jargon dat ons in staat stelt er uitvoeriger over te spreken.’ ‘Voir se lever le jour, c'est plus utile que d'entendre la Symphonie pastorale. Vous piétinez, parce que vous ne savez que la musique et obéissez à des lois barbares et inconnues. On vous salue d'épithètes somptueuses et vous n'êtes que malins! Quelque chose entre le singe et le domestique...’Ga naar voetnoot164 ‘Een waarachtige schoonheidsontroering kan geen andere uitwerking hebben dan het zwijgen.’ - Ja, wanneer we maar eenmaal zover waren! Debussy is niet de eerste die over de barbaarse levenmakerijen van het applaus klaagt. En ik stel mij voor dat er nog wel een ander middel moet zijn om zijn ontroering, zijn dankbaarheid, zijn emportement over een kunstwerk, een reproductie te uiten dan het slaan in de handen, een bezigheid waarvan ik het nut tot dusverre alleen bij felle koude heb kunnen inzien. Het moet tenminste gevonden kunnen worden. Men applaudisseert na een Lied von der Erde van Mahler, onder het motto ‘Dunkel ist das Leben, ist der Tod’, men applaudisseert na een geslaagde voltige in het circus, na een voorstelling van Shakespeares Hamlet, na de moord op Carmen, na een of andere snorkende redevoering op een kiesvereniging, na een symfonie van Bruckner, zelfs als de componist die nadrukkelijk aan de lieve God heeft opgedragen. Men applaudisseert natuurlijk ook na de reproductie van een sonate van Beethoven of Franck door Lucien Capet, een uitvoering die ons met stomheid moest slaan door haar sublimiteit, haar ontroeringsmacht. En zolang men geen gedifferentieerder uitingswijzen voor zijn dankbaarheid heeft gevonden dan de allerprimitiefste wijze van muziek maken: het slaan in de handen, is een spontaan, hartstochtelijk applaus misschien nog wel een goed ding - het is tenminste in zekere zin een seismogram van het algemene enthousiasme. Alleen, ik herinner mij avonden, in Tivoli en elders, waar schijnbaar nog meer enthousiasme werd vertoond, naar aanleiding van prestaties die zeker niet het tiende deel dezer artistieke waarde bezaten. Ik weet niet of men algemeen overtuigd is van de sublimiteit van het gisteravond genotene. Monsieur Croche zou zeggen: ‘Over een kunstwerk kan men spreken, dankzij het klassieke jargon!’ En dit weerhoudt mij om bewonderende zinnen te noteren over Capets vioolspel, over zijn Beethoven- of Franck-opvattingen. Wat kunnen wij, spiegel des veelhoofdigen publieks, anders, intenser schrijven dan die verroeste, beschimmelde epitheta meesterlijk, voortreffelijk, ontroerend of - huisbakkener nog: geniaal... Dit alles, hoe goed bedoeld ook, duidt zelfs het plan niet aan waarop Capets reproducties spelen. Ik zie dus af van alle bewonderende en loftuitende adjectieven en constateer slechts dat Lucien Capet een der grootsten is onder de meesters, dat zijn sonatenavond de gebeurtenis is geworden in dit seizoen. Capet is ook een magiër, die zijn publiek bespeelt gelijk zijn instrument, magistraal, liefdevol. Niets is ook verrukkelijker dan dit musiceren, een vioolspel, geraffineerd als een bloem, krachtig, teder en sereen altijd. Zijn partner, Paul Loyonnet. Ik heb te zelden een zo voortreffelijk samengaan kunnen registreren, deze winter. En zijn pianospel, technisch en psychisch volkomen | |
[pagina 447]
| |
gaaf en vlekkeloos, was op zichzelf een genieting. Men kon bedenkingen hebben tegen een paar platgebeukte tonen, tegen (in de Kreutzersonate) een paar wat traditioneel en nadrukkelijk geënsceneerde toonladders. Doch hoe luttel zijn deze bedenkingen, gezien in het licht der herinnering... |
|