Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdB.B.B.-cyclus - Vijfde concert
| |
[pagina 443]
| |
een waardig partner van Hendrik Rijnbergen toonde, dan lijkt dat meer op een bleke appreciatie dan hij verdient. Afwachten dus. En wanneer de heer Van Gilse met het zinnetje uit de ‘Korte inleiding’ tot de gespeelde werken: ‘men moet trouwens ook de beschikking hebben over twee voortreffelijke solisten om het (Bachs Concert voor twee violen) te kunnen uitvoeren!’ een gracieus compliment aan de beide concertmeesters bedoelt, dan kan iedereen dit beamen. De ‘inleiding’ tot Beethovens Achtste: ‘Ingeleid wordt de avond met de alles overwinnende en alles overwonnen hebbende humor van Beethovens Achtste symfonie’, lijkt mij onjuist. En dat wel om zeer klemmende redenen. De humor van een werk, van Beethoven of van een andere meester, Berlioz, of Debussy, of Wagner, of Rameau, behoort tot die imponderabilia, die slechts een reproductie waarachtig, waarneembaar kan maken. Een schilderij, een gedicht, een kathedraal zijn compleetheden, waar te nemen en te ondergaan zoals ge ze voor u hebt, zonder een of ander medium. Een muzikale compositie, een toneelstuk, een dans - een gewrocht der muzische kunsten, gelijk de Grieken die plachten te noemen, leeft eerst in een uitvoering, is dán pas waarneembaar voor de hoorder, de leek. Speel een allegro van Beethoven tien metronoomgraden te snel, waar is de expressie? Speel een van zijn adagio's acht graden te langzaam en waar blijft de ontroering? Ja, een enkele foute intonatie kan voor de befaamde vlieg in de even beruchte apothekerszalf fungeren! Nu zou ik over die geanticipeerde humor uit Beethovens Achtste niet geschreven hebben, ware het niet dat wij van gisteravond moesten registreren: een uitvoering van dat werk die geen enkele beugel door kon - al was die beugel even wijd als figuurlijk geweest... Daar waren willekeurigheden in het tempo van het eerste deel die alles verwrongen; daar waren de onregelmatigheden in de gestoten blazersakkoorden uit het tweede deel; daar was een Tempo di menuetto dat niet uit het mulle zand kwam; daar was een Finale die metrisch, dynamisch en ritmisch volkomen ernaast bleef. Daar waren de pauken die F-f moeten slaan, doch wier octaaf nauwelijks een sext was. Neen - men kan dit geen goede uitvoering noemen. Zelfs geen correcte. En hoe willen de occulte machten der muzieken ooit waarneembaar zijn, wanneer de noten, de tekens niet eens raak waren, of zelfs: door andere vervangen? Hoe kan een humor, hoe kan zelfs een komiek resulteren uit onjuiste gegevens? Mij komt een zin van Berlioz voor de geest (À travers chants): ‘L'art des sons est né d'hier.’Ga naar voetnoot159 Dit is een bittere, al te bittere waarheid. De klankentovers, zó ontstaan, zijn zó vervlogen. Wat blijft daar over van een reproductie, wat van een werk? Wee, wanneer het slechts onvoldaanheid is...Ga naar voetnoot160 |
|