Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdBeethoven-avond - Budapester Strijkkwartet
| |
[pagina 440]
| |
ge kunt hem smaken in de onverwachte generaalpauzen, in de tedere komiek waarmee Beethoven een geliefd thema op zijn kop zet. Beethovens humor is overal, in de Negende zo goed als in de kleinste bagatelle; hij determineert zijn ganse oeuvre. En zo kan men Beethoven spelen zonder het arsenaal der modernere en modernste technieken; men kan sommige van zijn werken zelfs zeer wel reproduceren zonder dat men ‘de tragische Beethoven’, of ‘de Gigantische’ of ‘de geboeide Prometheus’ nog ontdekte. Maar men kan geen drie maten van de meester spelen zonder zijn humor gevoeld te hebben; men kan geen zijner sonates opslaan zonder de glimlach te zien op bijna de helft der zwarte notenkopjes. Het Budapester Strijkkwartet nu speelt een Beethoven die dikwerf groot is, die vaak geïmmaterialiseerd wordt, op het sublieme Moment; een grootse, een milde, een spottende, een sombere, een extatische, een geresigneerde, een spelende, een profeterende, een vervloekende Beethoven. Doch zonder Humor. Emil Hauser blijft overal krampachtig geïnspireerd; bezeten, hartstochtelijk, ademloos achtervolgt en omklemt hij zijn ideaal. En overal en immer ontvliedt het hem weer. De gespannenheden zoekt men, behalve in de armen dezer spelers, tevergeefs. Sommige momenten waren subliem, waren volmaakt - andere, schijnbare kleinigheden bedierven het zojuist getoverde. Het Budapester Strijkkwartet is een ensemble met ongemene kwaliteiten en ik kan mij voorstellen dat een Mozart, een Haydn, sommige nieuwe kwartetten misschien ook, een zeldzame genieting zouden zijn. Het is ongelooflijk licht (door hun bepaalde speelmanier) en het is absoluut rein. Het zijn vier ernstige, zeer ernstige kunstenaars, deze Hauser, Pogány, Ipolyi en Son. Hun programmasamenstelling was een voorbeeld van pieus overleg (opus 18, 59 en 132). En ik wenste wel dat hun Beethoven van de boven geschetste imponderabilia minder te lijden had gehad. Doch wat zou het? De hoogste schoonheid zal immer een genade blijven en de muzikaalkritische vaststelling van het feit dat hun ensemble, hun prestatie zulke eisen (de allerhoogste) deed stellen, is reeds een appreciatie zoals men die in een geheel seizoen geen tien malen kan neerschrijven. |
|