Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdKamermuziekavond - Willy Burmester
| |
[pagina 431]
| |
een sonate van Beethoven, wat ‘kleingoed’ en een rapsodie van Liszt - is het concertzingen nog een ‘vrolijke wetenschap’? Ik meen: allesbehalve. Bij de vele sublimiteiten die de laatste driehonderd jaren West-Europese muziekcultuur verloren deden gaan, mis ik misschien de blanke, glimlachende vreugde van het musiceren het allermeest. Een muziekuitvoering is een zaak van gewicht geworden, waar men niet heen gaat dan in een fraai pak kleren, goed geschoren en met minstens wat kleingeld op zak voor het kopje koffie in de pauze. Een concertbezoek is ook een ernstige bezigheid geworden, vanwaar men niet huiswaarts keert dan met een vlijtig doorgemusiceerd brein, met min of meer vage, doch altijd uitwisselbare opinies over de relatieve waarde van het genotene, om het maar eens zo te noemen. Een vioolavond nu lijdt van alle solistenconcerten het minst onder dit moderne fatum. Vooral waar het een vioolavond van een wereldberoemdheid als Burmester geldt. Wanneer Bardas de Appassionata niet had gespeeld - het was in waarheid zeer laat pauze - dan had het hele concert, wat het programma betreft tenminste, in het teken der ondiepe, placide muziekmakerij gestaan. De violist kent van alle reproducerende musici de klassieke Spielfreudigkeit nog het meest. De optredende pianist etaleert zijn techniek, zijn TreffseligkeitGa naar voetnoot134 te gaarne; de zanger laat ons te graag genieten van zijn stem en zijn zingstijl (de goede uitzonderingen niet te na gesproken). Dan zijn er nog de reproductoren met de speculatieve metafysica, de meesters van ‘hun’ gepatenteerde Beethoven of Chopin, de profeten van ‘hun’ Brahms of Hugo Wolf. Een violist, in de gunstige regel, toont zich behekst door de sublimiteit van zijn instrument. En dat is een edeler betovering dan die van de donderstormende of raaskallende vleugel of die van de hoge c - ook voor het publiek. In waarheid, hoe verrukkelijk is niet het timbre van een Guarneri, Stradivari of Amati. Een enkele bes, getoverd uit zo een oude meesterviool, kan meer onvermoede wonderen suggereren dan tien Bechsteins. Wat te zeggen naar aanleiding van Burmesters programma, over Brahms' Tweede sonate, het bekende concert van Wieniawski, het kleingoed van Field, Paganini, enzovoort? Wat van zijn vioolspel? Er is wel veel van de vroegere geacheveerdheid verloren gegaan, doch de man, teleurgesteld door sommige mislukte technische kunstjes, die dit spel de ruïne ener superieure violistiek noemde, heeft zonder twijfel ongelijk. Daarvoor blijft het te magistraal en te intens. Er was inderdaad veel dat mij aan een ongedisponeerdheid denken deed; het klonk vaak vermoeid en onrustig (alle volle maten die, in Brahms' sonate, welhaast een achtste te vroeg kwamen). Doch laat ons hopen dat dit zich herstellen zal. Wij mogen het, eigenlijk, verwachten. Willy Bardas, de pianist, was bewonderenswaardiger als accompagnateur, als partner dan als solist. Beethovens Appassionata Czernyde nogal, vooral het laatste deel. Wat stug. |
|