Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdU.S.O.-concert - Beethoven-avond
| |
[pagina 427]
| |
Het was vooral hun overdekte orkestruimte, waaraan ik gisteravond denken moest... ‘De instrumentalisten zijn aan het oog van de hoorder onttrokken, terwijl het door de vensters van de halfkoepelvormige ruimte zichtbare landschap een achtergrond vormt welke gedurende de uitvoering op ideale wijze in de behoefte aan rust voor het oog voorziet.’ Ik voel er veel voor: geen tableaux vivants van gerokte en witgedaste heren, doch een rustig en wijd vergezicht. Een waarachtig Germaans Wagner-landschap zonder coulissen, hersenGa naar voetnoot122 en blikbeslagen helden. Niets te zien zou voor velen een obsessie worden. Frederik van Eeden schrijft ergens dat het muziek horen zonder dat zijn ogen een object van waarneming (liefst meerdere) hebben, hem half krankzinnig maakte.Ga naar voetnoot123 Het is juist: de meesten onzer zijn niet zo uitsluitend auditief aangelegd, dat zij hun ogen vergeten onder de muziek; zij verdragen de muziek niet. Ik volgde gisteravond Beethovens Vijfde symfonie, gezeten in het achterzaaltje. Ik heb thans de combinatie U.S.O. - Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen op alle manieren geprobeerd. De lezer vraagt mijn conclusie? Hier volge ze: het orkest klinkt in de bijzaaltjes zonder uitzondering fortuinlijker dan beneden, in de ‘grote’ zaal, dan op het balkon.Ga naar voetnoot124 Mits er in de belendende zalen geen vergaderingen gehouden worden - zelfs de pacifiekste of de geheimste vergadering stoort! Mits de trams niet bellen, mits de rails goed gesmeerd zijn, mits het niet vriest. In ‘de zaal’ - ik heb het reeds veel vroeger gezegd, naar aanleiding van meerdere StadsconcertenGa naar voetnoot125 - springt elk fortissimo stuk, kwetst een pianissimo der trompet onze oren. Te verkiezen zouden dus zijn, wanneer ge komt om de muziek en niet om redenen die te vaak genoemd zijn om ze thans nog weer aan te duiden, die bovenzijzaaltjes. Maar hiermee kom ik tot het bezwaar: men ziet niets: de klanken komen van een onzichtbare plaats. En nu ben ik weer op mijn punt van uitgang: Hutschenruyter en Berlage willen onze ogen een landschap geven, een ‘natuurdecor dat geen bepaalde indrukken geeft, doch slechts stemming wekt’. Prachtig. Maar welke stemming wekt een verzameling mensen waarachter, waartussen ge zit, allen zwijgend, allen gewend in één richting, allen kijkend naar de vloer. Een obsessie, zegt Frederik van Eeden. Waarlijk, ik ben niet sentimenteel, maar een groep luisterenden, opgesloten onder het lijkige licht van de lampen, bij een knisterende kachel, waarvan niemand notitie neemt en waarop de grilligste lichtreflexen vallen, een groep luisterenden naast een huiskamerlijke spiegel | |
[pagina 428]
| |
die alles verneveld weergeeft, tussen de dom-rode portières... het was erg Gorki of Korolenko. In ieder geval werd de impressie naast die van Beethovens Vijfde heel vals. Ikzelf behoor tot de lieden die - aanwensel misschien - graag horen en zien musiceren. De luisteraarsimpressie die ik in het achterzaaltje opdeed, paarde zich zeer slecht aan mijn mening over Beethovens Vijfde en aan mijn opinies over de reproductie. Resumerende: het onzichtbare symfonieorkest kan reden van bestaan hebben - mits men ‘stemming verwekkende achtergronden’ voor onze ogen geeft. Het horen van muziek in vergaderzalen met rode gordijnen, kokosmatten, kachels, spiegels en vitrages is een onding. (Couperus of Van Deyssel zouden u misschien een opstel schrijven over de ruggen en halzen van de opgesloten muziekhorenden, maar daar waag ik me niet aan...) Het concert van gisteravond geeft niet de minste aanleiding tot muziekkritiek. Noch het programma (Fidelio, Vijfde, Vioolconcert), noch de uitvoering. Het werd een groot succes voor Hendrik Rijnbergen, die rustiger speelde dan zondag en waarlijk minder slordig geaccompagneerd werd. |
|