Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdB.B.B.-cyclus - Derde concert
| |
[pagina 425]
| |
over zijn hoogtepunt heen is, sinds men aan (en over!) de grenzen der technische en financiële bereikbaarheid - en wat erger is: over de grenzen der schoonheid - heen is gegaan. Alpensymphonie, Achtste van Mahler, enzovoort zullen mettertijd curiosa blijken in plaats van documents humains. Juist zo is het met de zestiende-eeuwse acappellamuziek gegaan: de vijftigstemmige missen en hymnen van een Benevoli, een AgostiniGa naar voetnoot117 zijn vrijwel vergeten: de simpeler en expressiever koren van Palestrina of Da Vittoria niet. Men vergeve mij deze afdwaling naar de ruimere landen der historie; het was meer het instrumentale concert in het algemeen dat tot deze divagatie voerde dan Beethovens Vioolconcert. Ik legde zo-even wat sterk de nadruk op de techniek der concerten, die, automatisch, geannexeerd werd ten behoeve van het orkest. Te annexeren viel er uit Beethovens concerten niet veel. De heer Van Gilse zegt: ‘Het heeft niets meer van het “concert”, het virtuozenstuk met orkestbegeleiding; hier is de sublieme eenvoud tot diepst mysterie geworden.’ Ik ben altijd een beetje afkerig van die diepe, diepere en diepste mysteriën - het klinkt zo erg naar mystificatie. Maar wanneer de heer Van Gilse bedoelt dat het werk geen holle, retorische virtuozenbombast is geworden, niettegenstaande de naam Concert (hoe zou het ook bij Beethoven!), doch is gebleven een loutere muziek en dus: een wonder, dan zijn wij het over de gedachte althans eens. Het concert is dus in waarheid geenszins bombastisch, noch retorisch-ijdel. Maar men speelt het te vaak alsof het dit wél was; het is er trouwens moeilijk genoeg voor. De internationale virtuozen hebben ons het Beethoven-genieten gestolen door dit Vioolconcert - een der tederste en blankste dromen van de vaak ook apollinische Lichtdrager - op de gepatenteerde internationale manier te schminken en te rijgen. Door het te spelen in één streek met het aardige bibelotje dat Mendelssohn voor viool en orkest knutselde; met de boze nachtmerrie die Brahms - die al zijn solo-instrumenten: zijn piano, zijn cello, zelfs de zoete en zingende viool molesteerde - met de kwade koortsdroom die het Vioolconcert van Brahms is. Men hoort welhaast nooit een zuivere, reine reproductie van Beethovens goddelijk werk. Het is professoraal, of het is pathetisch, sentimenteel of bruut (dat heet dan stijlvol en echt). Met Beethoven heeft het, in de regel, weinig te maken en met de schoonheid nog minder. Zoals Hendrik Rijnbergen gisteravond het concert speelde, leek het een openbaring. En het was dat ook: want Beethoven, de waarachtige mens, horen wij te zelden - dankzij de ‘Nachschaffungen’ en het enthousiasme. Ik ken geen enkel virtuoos van Rijnbergens kwaliteiten die zijn grootste eigenschappen: respect en inzicht, in dezelfde mate bezit. Rijnbergen is te wijs om ijdel te zijn op zijn singuliere violistische gaven: hij speelt Beethoven zonder de minste speculatieve metafysica, zonder tranen en zonder juichkreten (die altijd van de opera, nooit van de waarachtige muziek zijn). | |
[pagina 426]
| |
Hij speelt Beethoven als een mooi stuk muziek - ziedaar het hele geheim. Daarom kan Rijnbergen ook Bach spelen, ook Tartini en ook Debussy of Milhaud, zogoed als Brahms of Mozart. Waarlijk, wij mogen in hem een onzer allervoornaamste kunstenaars bewonderen. Die bewondering zal dan ook, wanneer men hem hier eenmaal verloren heeft, wel algemeen gedeeld worden.Ga naar voetnoot118 Toch speelde Rijnbergen niet volkomen vrij en ongehinderd. Het was als voorvoelde hij in het eerste deel, in het sublieme Larghetto al de dwaze en onnodige catastrofetjes die in het laatste deel zouden plaatsvinden. Het was als voelde hij, concertmeester, de verantwoordelijkheid voor die trage en nooit passende attaques. En dat beïnvloedde, natuurlijk, zijn rust, zijn concentratie in ongunstige zin. Maar waarlijk, ik wilde dat de heer Van Gilse eindelijk eens tot het inzicht kwam dat het accompagneren talenten, laat ik zeggen: eigenschappen, vraagt waarvan hij zelfs de rudimenten niet bezit. Het verandert niets aan zijn persoonlijkheid, dat gemis, doch het maakt hem voor orkestdirigent ongeschikt.Ga naar voetnoot119 En een dirigent, leider van een veelhoofdig en veelzinnig gezelschap, behoorde zich onophoudelijk Schopenhauers woorden te herinneren: ‘So wie die Fehler der Fürsten von ganzen Völkern gebüsst werden, verbreiten die Irrthümer führender Geister ihren nachteiligen Einfluss auf Jahrhunderte, ja, arten zuletzt in Monstrositäten aus.’Ga naar voetnoot120 Deze Beethoven-herdenking bestond, behalve dan de reproductie van het Vioolconcert, uit een programma dat de Fidelio, de Egmont, de drie stukken uit de Prometheus en twee stukken uit Die Ruinen von Athen bevatte. Een niet zeer typische Beethoven, gelijk men ziet. |
|