Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdMuziekkroniek IV - Beethoven-herdenking
| |
[pagina 422]
| |
kenden. Thans, in het jaar 1920, leeft Beethoven te midden van een grotere schare die zijn werken voor het belangrijkste deel tenminste gehoord heeft, te midden van meelopers die zijn wezen niet kennen - bewijs: vrijwel alles wat er in deze herdenkingsdagen over Beethoven geschreven en geleuterd wordt. Ik vraag mij af wat het ergste is. Er is een categorie mensen, voor wier idealisme ik het diepste respect heb, die Beethoven een Huis willen bouwen, een Huis in de zwijgende natuur. Zijn scheppingen zouden ons daar worden geopenbaard - men zou moeten opgaan tot de meester. Het was een schone gedachte van Willem Hutschenruyter en ze is, als alle schone gedachten, verongelukt op de gesloten geldbeurs.Ga naar voetnoot109 Maar het lijkt mij niet juist om slechts één meester aldus te verbijzonderen. Een muziekhuis waarin op vaste tijden werken van waarlijk grote meesters zouden worden gespeeld, concerten waartoe men zich zou moeten ‘opmaken’ (hier niet in de meer gebruikelijke zin van ‘uitdossen’ bedoeld...), het is een ideaal van allen voor wie de muziek nóg hoger heerseresse is dan de maag. Maar door slechts Beethoven aldus af te zonderen, zou men een niet rechtvaardige scheiding maken. Wie zou durven uitmaken dat Mozart, Bach - om slechts klassieke namen te noemen - geringer meesters waren dan Beethoven? Het lijkt mij overbodig om het aantal artikelen en artikeltjes over Beethoven thans nog met één te vermeerderen. Waarom ook? De feiten uit Beethovens leven zijn vrijwel gemeengoed, een opsomming van zijn werken - wat zou die beduiden? En beschouwingen over 's meesters artiestschap, zienerschap - waartoe? Elk concert waarop men iets van hem speelt (B.B.B.-cyclus!), brengt ongezocht gelegenheid om een deel zijner persoonlijkheid - en elk facet is van belang - te beschouwen en te bewonderen. Er is in deze Beethoven iets van ieder onzer en daarom voelt elk waarlijk levend mens een diep en onontkenbaar contact met zijn wezen. Anders dan bij Mozart: niet allen kennen de schoonheid, in deze landen, en in deze dagen. Anders dan bij Bach: hoevelen kunnen nog geloven gelijk hij dat kon? Juist omdat Beethoven zo rijk en zo veelzijdig was in zijn gedachteleven, kunnen thans nog zoveel en zo onderscheiden gepluimde vogels over hem zingen en kakelen. Het is nuttig om dit vast te stellen: Beethoven was niet immer de heros der Derde symfonie; hij was op andere ogenblikken een simpel kastenmaker (in Schönbergs zin)Ga naar voetnoot110 die zeer slechte en knoestige planken samenknutselde tot een keukenplankje of afdak. Hij was, soms, ook een Biedermeierijse schoolmeester, die een voor de meesten van ons onbegrijpbare satisfactie ondervond bij twee akkoorden die ‘elkaar kregen’. Beethoven was voluit een mens en geen heilige, geen kanselredenaar en geen fronsende Zeus. Ik zei hierboven dat ik niet vond dat wij bijster ver waren gekomen in het verstaan van Beethoven, al die jaren. De vraag is waar de fout zit. Ach, het is hier pas nog in een | |
[pagina 423]
| |
ander verband (Dostojevski) geschreven: het vele dat rond een grote figuur verklaard en gecommentarieerd wordt, vertroebelt, en zo we niet zeer sterk zijn: verblindt onze blik op die figuur.Ga naar voetnoot111 Er is een goed spreekwoord over een bos en bomen. Zodra het brein der commentatoren gaat werken aan een schepping, krimpt de ontroeringsmacht ineen. Het brein der commentatoren en lyrische bewonderaars is de allerscherpste tand des tijds. Wij zien het onder onze ogen gebeuren met Mahler; onze oudere broedersGa naar voetnoot112 hebben het kunnen gadeslaan in het ‘geval Wagner’.Ga naar voetnoot113 Het ging en het gaat bij Beethoven niet anders. Daar zijn de enthousiasten, bewonderenswaardige musici - doch zij kunnen geen bagatelle van Beethoven spelen, zonder daarbij te doelen op ‘de’ ‘onoplosbare’ ‘wereldraadsels’. Komt Beethovens laatste periode in het geding, dan is er geen houden meer aan. Het gaat dan niet zonder Griekenland (Danksagung des Genesenen),Ga naar voetnoot114 zonder speculatieve afdwalingen naar de metafysica... Alsof niet één toon, los, gedachteloos aangeslagen, u de interessantste levenspuzzels op kan geven... arme Beethoven. Het kan niet nadrukkelijk genoeg gezegd, niet vaak genoeg herhaald worden: Beethoven wenste niet anders dan zo gaaf mogelijk de muziek te noteren die hij binnenin (daarin geholpen door zijn jammerlijke doofheid) hoorde. Dat hij daarin geslaagd is - alleen dit bewijst zijn meesterschap. Maar Beethoven heeft nooit de wereld willen hervormen, zomin als Shakespeare of Rembrandt. Had hij het gewild, het Lot zou hem onmiddellijk het zwijgen opgelegd hebben. Beethoven was musicus, als Rameau, als Berlioz, als Debussy, en hij was slechts op één ding menselijk trots: dat hij een scherp en indringend intellect bezat. Men herinnere zich, in dit verband, zijn kaartje dat hij aan een zijner verwanten zond: ‘Ludwig van Beethoven, Hirnbesitzer’, als vriendelijk antwoord op het biljet, getekend ‘Johann von Beethoven, Gutsbesitzer’... Het doet zo zouteloos aan, die nieuwerwetse, min of meer dichterlijke reacties ‘wat ik aan Beethoven te danken heb’. Zo kinderachtig. Wat is, voor het Begrip Beethoven, die postume dankbaarheid? Hij had tijdens zijn benepen aardse leven meer aan een goede huishoudster gehad. Enfin, ‘le public n'adopte hier que comme une arme pour frapper sur maintenant’, zei Jean Cocteau.Ga naar voetnoot115 Het is helaas zeker dat men de herinnering aan Beethovens grootheid heden, volstrekt ten onrechte, misbruikt als wapen tegen het nieuwe. Onze Gralshüter van de heilige traditie moesten eens beseffen hoe on-Beethovens hun werkwijze was. | |
[pagina 424]
| |
Doch Beethoven is ook, binnen de honderd jaar na zijn dood, een abstractie geworden. Geëmotioneerd door zijn muziek, terugdenkende aan zijn meest expressieve maten, wordt hij voor ons een tijdgenoot van Homerus of Pythagoras. Men kan zijn schoonste muzieken horen, zonder herinnerd te worden aan hun tijd van ontstaan. En dat is het hoogste waartoe menselijk werk ooit kan reiken. Hoe vaak lukt ons dit bij Bach? Bij Haydn, bij Berlioz? Zal dat, over honderd jaren, met Mahlers muziek zó zijn? Zo beschouwd is Beethoven geen ‘gisteren’. Hij is, soms, een ‘altijd’. |
|