Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdToonkunst - Die Jahreszeiten
| |
[pagina 413]
| |
Er is een tijd geweest dat men Haydn opmerkelijk afvallig was - Berlioz was daar niet onschuldig aanGa naar voetnoot94 - men heeft zijn werk een tijdlang laten liggen en zijn wezen werd - niet helemaal eerlijk - te zeer vereenzelvigd met zijn staartpruikje. Nu ja - alle grote werken hebben hun verkorrelende plekken en waarom zouden Haydns oratoria deze waarheid logenstraffen? Ongetwijfeld hebben de esthetici recht die u doen opmerken dat de tekst van Die Jahreszeiten (vertaling uit het Engels door de Oostenrijkse Hollander Gottfried van Swieten) eigenlijk een heel klein benepen geestje ademt en als literatuur niet veel hoger staat dan de cantateteksten van Picander bijvoorbeeld. Het is allemaal waar en ook nog wel andere, niet esthetische bezwaren kunt ge hebben tegen dit oratorium. Maar voor ons is het begrip Haydn iets anders geworden. Simpeler, maar ook waarachtiger; beperkter, ook dieper. Ons ‘begrip Haydn’ is kleiner, completer en wijzer dan het begrip Haydn der post-wagnerianen of der Fransen van de periode Franck. Voor ons wordt de waarde van een Jahreszeiten of Schöpfung niet meer bepaald door de betrekkelijke waardering van de ontroeringsmacht van het werk (die slechts onder buitengemeen gunstige omstandigheden pleegt aan te slaan), maar door onze herinnering aan Haydns eigen, overgeleverde waardeschatting van de beide stukken: ‘In der Schöpfung reden Engel und erzählen von Gott, aber in den Jahreszeiten spricht nur Lukas.’ Waarmee ik maar zeggen wil dat ik een zwak plekje in mijn ziel heb voor Die Jahreszeiten. Moet ik het ‘verklaren’ door het feit dat dit het eerste werk voor groter ensemble met orkest geweest is dat ik hoorde? Misschien, maar het doet er niet toe. Daar zijn ook andere, makkelijk naspeurbare gronden waarop ik een zwak kon hebben voor Die Jahreszeiten. De achtenzestigjarige meester herdenkt in dit grote stuk alle hartige menuettes, alle pittige symfoniemuziek die hij ooit schreef (soms citeert hij notelijk, eerste basaria en de Symfonie Mit dem Paukenschlag). Er is geen spoor van verzwakking in dit late werk, integendeel. De thema's zijn niets minder fris geworden, de orkest- en koortechniek bleef overal die van de meester. En ik heb een zwak voor zulk een technisch gave arbeid, die helaas te zeldzaam is in deze jaren van dilettantisme en snobistisch geleuter. Het is primitief - maar het is dat superieur. De uitvoering van gisteren was zo goed als men die maar verwachten kan. Dr. Johan Wagenaar stelde zich met heel zijn persoonlijkheid, met heel zijn musicusschap voor het werk en het resultaat was daaraan geëvenredigd. Koor, orkest zeer goed. Schitterende pianissimo's; het fortissimo hier en daar wat ruig. Misschien was het tempo van het laatste zomerkoor wat traag. De solisten: Jan Dekker in deze stijl onovertrefbaar, patriarchaal soms en elders van een Staringse gemoedelijkheid. Het lijkt alsof deze zanger zich onophoudelijk vernieuwt; ik hoorde gisteravond een paar tonen die men nog niet van hem kende. Messchaerts zangtechniek en Messchaerts zangerschap leven in deze Utrechtenaar. Mevrouw Stronck-Kappels Hanne als altoos wat koel, doch zeer vaak was het volgen van haar melodielijnen een vreugde. Zij heeft nog immer prachtige timbres en een uiterst betrouwbare intonatie. Van Schaik scheen mij niet zeer gedisponeerd. Overigens ging het ook niet zonder een teveel aan | |
[pagina 414]
| |
opera-effecten. De amoureuze Lukas verschilde zelfs niet gradueel met de dito Faust en de boerenzonige Lukas was wat zwaar geschminkt. Doch alle deze tegenheden zullen wel door een min gelukkige dispositie verklaard moeten worden. Ze kunnen dat ook, want Van Schaik bezit te veel stijlgevoel om het bewust, aldus bedoeld te kunnen hebben. |
|