Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdMannenzang
| |
[pagina 409]
| |
programma's geleid worden. En ook dit is afkeurenswaardig. Mannenzang zong ditmaal geen erge concoursdraken - dat waardeer ik. Om evenwel de uitvoeringen tot belangrijker en stemmender gebeurtenissen te maken dan een uitgaansavondje, zal men zich dienen te bezinnen op bovenstaande waarheden en nog op enkele andere bovendien. Mannenzang zong een fraai, als altijd meer instrumentaal dan vocaal gecomponeerd koor Die Vesper van BeethovenGa naar voetnoot88 en, in hetzelfde nummer, het befaamde koortje Ecce quomodo moritur justus van de oude Jakob Petelin. Zijn naam geeft onze hersenen meer te doen dan zijn muziek. Petelin staat veelal te boek onder de naam Jacobus Gallus - verlatinisering van zijn ‘gewone’ naam: Hand'l, Han'l, Händ'l (haantje): gallus. Veel van zijn motetten schijnt nog gebruikt te worden. Hierin was het koor overigens nog niet zeer toonvast en men trok wat. De compositie welke mij het meest interesseerde, was Brahms' Rapsodie voor altsolo, mannenkoor en orkest (piano) naar een stuk van Goethes Harzreise im Winter. Goethes tekst is, wanneer men de met het gedicht samenhangende Vorgänge niet kent, niet zeer helder. En het fragment dat Brahms (niet willekeurig, voorwaar!) eruit koos, blijkt, geïsoleerd, nog iets duisterder. Het mangelt mij aan ruimte om zeer ver uit de koers sturende beschouwingen neer te schrijven over de Brahms van dit opus 53. Trouwens, ik schreef ruim een week geleden over de componist en tot andere conclusies zouden ook deze divagaties niet voeren. Maar het is wél opmerkelijk dat Brahms juist de kronkelige, buiten het verband gezien: handenwringend, weltschmerzliche fragmenten koos. Het is altijd méér: Plessing,Ga naar voetnoot89 dan: Goethe. En niet ten voordele van het kunstwerk. Men zou zich bijna kunnen voorstellen dat Goethe zijn commentaar op de Harzreise voor een toekomstig Brahmsje geschreven had... ‘einem jungen, äusserst hypochondrischen Selbtsquäler zu besuchen und aufzurichten...’ De solisten. Meta Reidel zong de altsolo uit de Rapsodie - wat te zeer afgesteld op de orkestbegeleiding en verderop, mét het mannenkoor, niet overal opgewassen tegen de te zeer dekkende tenoren en bassen. Maar die noten liggen daar ook waarlijk te laag. Ik hoorde ook drie liederen van Liszt, waarmee zij bewees, eens te meer, dat vooral het orkestpodium haar terrein is. Het is toch eigenlijk niet lief van de zangeressen om, toegevende aan de druk van zekere zijde, en dus ‘Hollandse Liederen’ zingende, de onbenulligheid, het karnemelktemperament van dat deel (dat kwantitatief het sterkst is!) onzer ‘Hollandse Kunst’ zo genadeloos te demonstreren.Ga naar voetnoot90 Enfin, dat sterft wel uit. | |
[pagina 410]
| |
De medewerking van de heer James Zwart maakte het programma te lang. Ik hoorde zijn Fauré niet en ook niet zijn Popper. Doch ik hoorde een ijverige reproductie van de Sonate van Boëllmann. Misschien is James Zwart binnenshuis een niet onverdienstelijk cellist; in de zaal blijkt het nog houdingloos dilettantisme. Al die hachelijke intonaties, die nasale cantilenen, die pizzicati die klonken als een gespannen touw. Neen. Het was ijverig, meer niet. Mevrouw Brendel-Hinlopens pianospel mist alle (niet: vrouwelijke, doch: artistieke) charme. Daar ruiste geen enkel gebroken akkoord zonder dat de slotnoot een vinnige tik kreeg. Zij dacht soms tijden lang niet aan enige dynamische modificatie; zij joeg alle syncopen. Zij vermorzelde, bedolf de beklagenswaardige violoncel wanneer ze vulstemmen te spelen had, zij bleef, bescheiden, op de achtergrond wanneer de cellist rusten telde. Er gebeurden, in de sonate, de dwaaste, belachelijkste ongelukjes die ik deze winter nog hoorde. Maar - zouden de pianisten soms vreemd zitten voor de Steinway? Ik moet zeggen, ik prefereer het merk boven alle andere en een Evert Cornelis kan erop toveren. Maar mevrouw Brendels toucher past er niet voor: alles werd hard, rauw-gebeukt. En Winnubst, die Meta Reidel accompagneerde, liet niets horen: veel te vaag en te stil gespeeld. Terwijl het instrument onder de handen van de accompagnateur der Harzreise het meeste leek op een harmonium met klevende toetsen en een lekkende blaasbalg. Een kleine aantekening: er was in de Tivoli-zaal zo'n onaangename (kille) temperatuur dat men mantels en bonten omsloeg. Toch geen brandstoffenrantsoenering meer?!Ga naar voetnoot91 |
|