Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdB.B.B.-cyclus - Tweede concert
| |
[pagina 402]
| |
waarin de ‘kinderen van Brahms' muze’ vergeleken worden met heilige engelen die ‘Lilienstäbe’ (o, Sigmund Freud!) op de beproefde mensheid neervlijen en verzachtende balsem in de gewonde harten der bovengenoemde mensheid druppelen, ‘das walte Gott’.Ga naar voetnoot75 Maar, deze lyriek daargelaten: ik begrijp van die ‘Deutung’ van de Latijnse zin niet veel. Zou, volgens Joachim, Brahms zichzelf zaliggesproken hebben, omdat hij ‘in nomine domini’ (in Schumanns naam) ‘tot’ Clara en haar kinderen ‘kwam’? Was het, nobeler en begrijpelijker, bedoeld als een bezwering van Robert Schumanns waanzinsdemonen? En was het dus Robert zelf die ‘benedictus’ in zijn eigen naam tot zijn verwanten moest komen? (vandaar: terugkeert)? Dit alles is inderdaad zeer interessant om over te mediteren - de heer Van Gilse merkt eveneens op dat het niet zonder belang is om het bewuste motto te kennen. Maar het brengt ons geen zier dichter bij het werk. De anekdotische bijzonderheid van het eerste deel: ‘de tragische, duistere grondstemming van dat stuk werd opgewekt door de tijding van Schumanns noodlot’, is niet meer dan een bijzaak. Het doet er niets toe of de hoorder, levende ná de dood van een componist, weet door welke noodlottige of fortuinlijke omstandigheden een bepaald werk werd geïnspireerd. Want: alleen het werk getuigt, niet de histories daarrond. Het werk zelf. Men wil Bach eruit horen - en daar is inderdaad analogie der noten, wat voor sommigen veel zegt. Ik meen evenwel dat het belangrijkste in de muziek vrij weinig met de noten te doen heeft en dat de geest voor een werk essentieel is - voor grote en ook voor geringere kunstwerken. En met Bachs geest, met Bachs glorieuze, woest fantastische soms, elders middeneeuwsGa naar voetnoot76 devote geest, heeft Brahms' metafysica niet het minste verband. Bach kende binnenin alle vervoeringen der grote heiligen en alle oorblazingen des duivels - ‘Bach ist kein Bach sondern ein Meer’, decreteerde Meester Beethoven treffend simplistisch.Ga naar voetnoot77 Brahms daarentegen voelt romantisch, denkt romantisch, filosofeert romantisch, maar componeert klassiek, dat wil zeggen hij fixeert zijn romantisch-aangevoelde en -doordachte filosofemen met de techniek der classici - Beethoven of Bach, Händel of Haydn. Het schijnt nog telkens nodig om dit te herhalen. Brahms wenste, bewust, geen enkel contact met de revolutionaire partij - hij liet het in het jaar volgende op dat waarin het Eerste pianoconcert voltooid werd, tot een openlijke breuk tussen ‘de modernen’, Wagner, Liszt, Berlioz, en de hoeders der klassieke cultuur komen door in een (toentertijd heel wat stof opwerpende) open brief te protesteren tegen de prestaties der zogenaamde | |
[pagina 403]
| |
‘nieuw-Duitse school’, die Brahms c.s. ‘als dem innersten Wesen der Musik zuwider nur beklagen und verdammen können’.Ga naar voetnoot78 Deze jammerlijke, onartistieke daad, die Brahms in 1860 heeft begaan, determineert zijn hele scheppende persoonlijkheid voor ons, die volmaakt ongevoelig zijn voor de toenmalige partijtwistjes tussen Brahminen en Wagnerianen. Een kunstenaar mag eenzijdig zijn (volgens Goethe zelfs: moet eenzijdig zijn), maar hij heeft niet het recht om de uitingen ener andere richting te beklagen en te verdoemen. Brahms heeft, bewust, een goed deel zijner psyche dichtgeschroeid, verminkt. Thans weten wij: het beste, eigenste deel. Hoe groot een meester had de fameuze bouwheer Brahms niet kunnen worden, wanneer hij wat minder benepen had ‘geweten’ wat goed, wat kwaad was. Maar hij had niet de moed om te twijfelen. Brahms' Eerste pianoconcert ligt aldus vóór ons als een middending tussen een nooit voltooide symfonie en een pianoconcert ‘im Sinne Beethovens zu idealisieren’, zegt Emil Krause.Ga naar voetnoot79 Het orkest is volstrekt symfonisch behandeld, de pianopartij niet zeer pianistisch (Brahms' pianostijl is nu eenmaal niet zeer fraai), doch wel dankbaarder, effectvoller, dan in het vaker gespeelde Tweede concert. Met de woorden van Brahms' biograaf Niemann: ‘Der spätere dickflüssige und einseitige Brahmssche Konzert-Klaviersatz, der am liebsten immer wieder mit massiver Akkordik und weitgriffigen unbequemen Akkordbrechungen arbeitet, hat sich im ersten Klavierkonzert noch nicht herausgebildet.’ Dit staat op bladzijde 264 van de meergemelde biografie; ik vermeld dit even voor de enthousiasten die mij verwijten dat ik meester Brahms niet ‘naar waarde’ weet te schatten. Mijn opinie is voluit die van Hugo Wolf, die ongeveer zegt: ‘B... ist ein tüchtiger Komponist dem zuweilen gute, zuweilen schlechte, zuweilen schon bekannte und häufig gar keine Einfälle kommen.’Ga naar voetnoot80 Voortreffelijke gedachten staan er in dit Eerste concert ten minste twee. Misschien zal dus deze stad ter wille der twee rechtvaardigen niet verdorven worden. Laat ons het hopen. De herschepping door mejuffrouw Jannette Walen was in veel opzichten goed. Men vraagt bij Brahms niet naar singuliere pianistiek en haar toon, schoon soms wat hard, hield het tegen de meeste tutti's uit. De orkestpartij was gelukkiger dan ik deze winter een accompagnement nog hoorde. Het concert eindigde met de Akademische Festouvertüre en de symfonie was Beethovens Pastorale. Het tempo van het eerste deel was wat gejaagd en dat van het laatste deel wat slap. Het beste waren het Scherzo en het Gewitter. Vooral het laatste was goed afgewogen. |
|