Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdB.B.B.-cyclus - Eerste concert
| |
[pagina 393]
| |
op het standpunt der subjectieve waardering. Dit nu is in de regel een zeer genoeglijk standpunt, doch geen van waaruit men kritiek over een ganse concertenreeks behoort te schrijven. Brahms dus aanvaardende als derde in deze B-bond, rest de vraag: hoe verhouden zich de muzieken dezer drie meesters tot elkaar? Van Gilses ‘Korte inleiding’ (tot de ganse cyclus waarschijnlijk) geeft daar geen antwoord op. Ik zou, op des inleiders gezag, met plezier willen geloven dat ‘Bach en Beethoven het besef ener kosmische reuzenkracht wakker roepen’,Ga naar voetnoot62 wanneer dat iets met de zaak te maken had. Wij mogen toch verwachten dat een inleiding tot een populaire concertenreeks óf esthetisch, óf technisch (zo oppervlakkig, zo populair als ge maar wilt) de mensen inleidt tot een dieper genieten van de uit te voeren werken. Ik heb gisteravond van de bezoekers in mijn buurt, in de koffiekamer, de ongedachtste, dwaaste commentaren gehoord op de - in waarheid niet bijster heldere - inleidende zin over Beethoven: ‘Beethoven, de verkonder van een nieuwe tijd, de eerste bewuste individualist onder de componisten... de eerste moderne componist, overtuigd en strijdende voor een zich geheel bewuste, geheel geconcentreerde roeping, waarbij de macht van de persoonlijkheid bijna een zwaarder gewicht in de schaal werpt als de kracht der muzikale begaafdheid, al is die ook enorm.’Ga naar voetnoot63 Wat moeten de mensen daarvan maken? Welke is de gedachte waarvan deze zin een min of meer gelukte projectie is? Men kan het de bezoekers der populaire Cyclusconcerten toch niet euvel duiden wanneer zij na lezing en herlezing van het geciteerde in onvervalst Utrechts iets mopperen van ‘flauwek...’ Ik vind dit betreurenswaardig. Ik weet hoezeer een inleiding behulpzaam zijn kan bij het streven naar een dieper, helderder inzicht in het wezen der muziek, dat óók, en zelfs vooral, de bezoekers der populaire concerten eigen is. Van Gilses voorganger, Wouter Hutschenruyter, verstond de kunst om in klare, eenvoudige, goed-Hollandse zinnen een klassiek werk dichter bij de harten van zijn Volksconcerten-bezoekers te brengen.Ga naar voetnoot64 Ik wenste dat Van Gilse zich aan dit nabije voorbeeld spiegelde; ook in dit opzicht is, dunkt mij, voor de bezoekers der populaire concerten het beste nog maar juist goed genoeg. De gereproduceerde kunstwerken geven ditmaal geen aanleiding tot gedetailleerde kritiek. Caro zong twee aria's van Bach; de tweede, uit Der zufriedengestellte Aeolus,Ga naar voetnoot65 lukte hem het beste. De eerste, wondermooie aria uit de cantate Du Hirte IsraelGa naar voetnoot66 was hier en daar wat ruig. Het orkest speelde nog de bekende Suite voor strijkorkest en fluiten en de door Wouter Hutschenruyter bewerkte sinfonia's uit kerkcantaten. Vink speelde zijn hobosolo zeer expressief en fraai van toon. Na de pauze: de Vijfde van Beethoven. De eerste, vehemente maten schenen mij wat te zeer op het dynamische alleen ingesteld. Wat niet ging, dan ten koste van het hoofdritme. |
|