Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdOpera - Mignon van ThomasGa naar voetnoot56
| |
[pagina 392]
| |
De kwetsbare plekken van deze Mignon zijn vooral die waar haar auteur (in 1866) zeventiende- en achttiende-eeuws doet. De inleiding tot de tweede akte bijvoorbeeld. Deze hovelijkheid draagt geen andere grime dan die van Lully of Rameau, doch ze klinkt gemaakt, verraadt haar imitatiewezen op het einde van elke melodische frase. Kwetsbaar is ook de coloratuur, die niet vanzelfsprekend, noodzakelijk is als die der Italianen en die in haar gewilde canailleusheid wordt vermoord door de (funeste!) herinnering aan de meester der grimas: Offenbach. Deze representatie, met minder gelukkige coupures, met een invaller (Van Schaik), met een ongedisponeerde eerste vrouwenrol, was werkelijk tweedeklas. Willem Lohoff, als kapelmeester, was voor Utrecht nieuw, als ik mij niet bedrieg. Zijn bewegingen schijnen mij wat zeer die van een violist: een vaak te snelle slag, een wat te herhaaldelijk onderverdelen van de hoofdtijden. Maar zijn muzikaliteit, zijn muzikantschap, zijn attaque-zekerheid staan buiten twijfel. Ik heb vele voorstellingen van de opera moeten bijwonen waarin alles minder paste en sloot. Van Schaik zong de zeer karakterloze en zeer romantische (men wil dat dit twee namen voor één begrip zijn) Wilhelm Meister zo goed als men dit kon verwachten; Kubbinga gaf een goede Lothario. Magda Litef, in de titelrol, moest zich soms forceren - een operaseizoen is voor negenennegentig van de honderd stemmen een bankroet - doch bleef altijd aanvaardbaar. Waarom men voor de zeer zware Philine-rol Else Heinrich had aangewezen, blijft een raadsel. Deze zangeres spreekt het Hollands met een hinderlijke affectatie en zij zingt het met een accent. (‘Ik ben Tetania, kind van de locht.’) Ik heb ook een andere opvatting over de wijze waarop men een coloratuuraria behoort te zingen. Wanneer een leerlinge op een openbare les haar solfègetjes zó verknoeide, zou de lerares stellig, uit wanhoop, ‘haar kapsel bederven’ (Barbier-en-Carré).Ga naar voetnoot60 |
|