Kamermuziekavond
25 oktober 1920 (UD)
Cor Kwant (fluit), [NN] (fluit), Jan Wagenaar (piano) en Karin Kwant-Törngren (zang)
Werken van Casella, Beethoven, Bach, Emmanuel (Odelettes anacréontiques), Wolf, Debussy (L'isle joyeuse) en Jan Wagenaar (Rapsodie)
Tot het beste deel van dit concert behoorde Kwants reproductie van Alfredo Casella's stukjes voor fluit en piano.Ga naar voetnoot53 Dit was voluit gaaf en helder fluitspel en het had niet meer de nadelen van de reproductie van Beethovens sonate, vóór de pauze, onzuivere stemming namelijk.
Onder de min gelukte zuiverheid der beide tertsende fluiten leed eveneens de weergave van Bachs AriaGa naar voetnoot54 - die ook mevrouw Kwant niet het fortuinlijkst zong, overigens.
Maurice Emmanuels Odelettes anacréontiques werden door de zangeres zeer zuiver opgevat, ofschoon het timbre van haar stem misschien nog niet overal licht genoeg schijnt. Doch naar de geest, wat het voornaamste is, was háár deel in orde. Kwant speelde de obligaat-fluitpartij hier en daar wat zeer terloops, doch het kwam mij voor dat hij dit welbewust deed. Ter wille der gezongen lijn waarschijnlijk. Jan Wagenaar hield, ten onrechte, in nummer drie, À la rose, de wals wat te zeer op de achtergrond.
Te releveren valt ten slotte nog mevrouw Kwants reproductie van vier Wolf-liederen. In dem Schatten meiner Locken was het beste; Ich hab' in Penna lukte én van de zangeres én van de begeleider het minst.
Jan Wagenaar,Ga naar voetnoot55 die het als begeleider de hele avond het drukst had van allen, zat ook op het podium als solist (Debussy's L'isle joyeuse) en als componist van een rapsodie. Er zal deze winter nog wel meer gelegenheid zijn om de pianist Jan Wagenaar te bespreken - en dat dan met meer materiaal. Zijn compositie schijnt mij niet zeer gelukt toe. Er is een ontstellende wanverhouding in tussen de (te)veelheid van gebruikt materiaal en de bereikte expressie. Die expressie nu is nors, in de regel; in de lyrische momenten vaak larmoyant (te veel sextensprongen, Des-Durs en italianismen). Het leek dan ook niet juist gezien om het vrij lange, tamelijk luide stuk te spelen in één