Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 371]
| |
Liederenmatinee - Birgit Engell
| |
[pagina 372]
| |
recepten die men bovenaan in deze kleine beschouwing kan vinden. De oorlog heeft onze Hollandse kunstenaars voor een goed deel geleerd dat de muziek vóór de eigenbaat gaat; de oorlog heeft de buitenlandse solisten niets geleerd; de smaak, het inzicht van het publiek is in de vijf oorlogsjaren blijkbaar nog niet afdoende veredeld en verscherpt. Want men juicht het weer, als vóór '14, allerwegen toe, wanneer verschillende mensen met onwaarschijnlijk klinkende namen x-maal de Appassionata, de Chaconne, de Hongaarse rapsodieën, de Schubertjes, de Schumannetjes en Brahmsjes afwerken. En de successen staan weer in vooroorlogse evenredigheid tot de doses valse gevoeligheid en smakeloosheid dewelke ons toegediend worden. De motieven die onze internationale beroemdheden gebruiken bij de samenstelling hunner programma's zijn fout, want: óf bekrompen, kortzichtig (onvoldoende literatuurkennis dan) - óf: slechts gericht op eigen ijdelheidsbevrediging. Bach was een meester en hij heeft ettelijke cantates geschreven waarin sopraanaria's voorkomen. Mevrouw Noordewier, een Hollandse, verrast ons telkenmale met een nieuw, nimmer gehoord kunstwerk uit deze schat. Maar Birgit Engell zingt Mein gläubiges Herze uit de Pfingstkantate, dat men in elk seizoen zeg tien malen hoort. Vanaf de liederavonden der internationale beroemdheden tot op de einduitvoeringen der muziekschooltjes. Schubert was een meester en hij heeft ettelijke Peters-banden vol liederen gecomponeerd. Jan Dekker, de Utrechtenaar, zingt de schoonste (dat wil zeggen de minst gehoorde); hij zingt ook onbekende balladen van Loewe, nimmer gezongen liederen van Beethoven of Hugo Wolf. Birgit Engell evenwel stelt zich tevreden met ‘Meine Ruh' ist hin’ of Die Forelle. Edvard Grieg was in alle opzichten het tegenovergestelde van een meester en daarom lijkt het mij niet verantwoord om een heel nummer van vier liederen slechts aan hem te wijden. Wat is Solvejgs sang, gehoord, los van nationaal-Scandinaafse enthousiasmen, los van een alluviale bewondering van Ibsen en zijn Peer Gynt? Niet meer immers dan een tweedelige liedvorm, goedkoop van ritme, banaal van toonaardenverwantschap. Een liedje dat door een even lang stukje van Robert Franz of Peter Cornelius volstrekt in de schaduw wordt gesteld. Franck was een meester en zijn Procession is een verrukkelijk lied. Doch het doet niets, naast Saint-Saëns, Ropartz en Fauré. Die op hun beurt voortreffelijke componisten zijn, doch uitgesproken instrumentalisten. Ik had van Birgit Engell zo een locus communis niet verwacht. Zij zong verleden jaar in TivoliGa naar voetnoot18 heel wat belangwekkender liederen. Vier nieuwste van Strauss uit opus 68, drie van de vrij onbekende Hans Pfitzner, en dat was ten minste interessant. Ook scheen het mij gistermiddag toe dat zij zich in de grotere ruimte verleden jaar fortuinlijker uitzong. Misschien was zij ditmaal minder gedisponeerd - een matinee is nu eenmaal voor uitvoerder en toehoorder geen aangenaam instituut. Louis Schnitzler begeleidde. Hij speelde de pianopartij van Schubert, Gretchen am Spinnrade, in één woord voortreffelijk; dit was het moment van het concert. | |
[pagina 373]
| |
Doch Die Forelle, vlak daarna, was stotend en onlenig; en Bachs Pfingstkantate schommelde twintig metronoomgraden tussen zijn interpretatie en de juistere van Birgit Engell. Ook wenste ik dat hij de overbodige en hinderlijke modulatiekunstjes tussen alle liederen achterwege liet. Zo'n modulatie met de onderdominant, met de Napolitaanse sext, met het verminderde septiemakkoord tussen de pure drieklankige begeleidingen van Händels aria's is dwaas en stijlloos, riekt naar de harmonieles en het examen. Verleden week, op het concert met Susan Metcalfe, ‘verstoorde hij de stemming’, zoals het in Augustins programma'sGa naar voetnoot19 zo juist heet, óók, niet door ‘de bladen om te slaan’, maar door deze ongewenste blijken van muzikale vaardigheid. |
|