Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdKerkconcert - Dehé-trio
| |
[pagina 368]
| |
verantwoordelijk zijn voor de reclameberichtjes in de pers, die we met zeer gemengde gevoelens lazen. Het was primo een onhandigheid om het Noordewier-Verhey-concert (Noordewier-De Haan-Verhey,Ga naar voetnoot11 bitte!) te noemen in dit verband. Het was onpsychologisch, want in plaats van een reclame wordt het een belemmering. Het blijkt achteraf bijna irritant: alles wat Noordewier deed, was groots en artistiek; alles wat mevrouw Van Sonsbeeck-Hommes trachtte te doen, kwam niet veel hoger dan dilettantische probeerselen. Ten tweede schijnt het, zacht gezegd, eigenaardig dat men onze belangstelling inroept ‘al was het alleen reeds ter wille van de cellist Dehé, Nederlander, schitterende positie Rusland, bolsjewiki, beroofd van alles behalve van talent, moederland, enzovoort!’Ga naar voetnoot12 Vandaar dus blijkbaar dat ‘Trio’ - ad majorem Dehei gloriam - ‘trio’ slechts in Bachs Pfingstkantate - vroeger plachten wij dat een aria met obligaat cello te noemenGa naar voetnoot13 - en in het Largo van Händel, dat in een halfhonderd arrangementen verscheen, vanaf ‘groot orkest’ tot en met twee ocarina's. Neen. Men had, uit beter begrepen eigenbelang alreeds, Noordewier niet moeten noemen in dit verband. Om van hogere, ideële motieven nu maar te zwijgen. Deze ‘gewijde muziek’ bijvoorbeeld bestond uit: Bach en Händel (natuurlijk), Bruch, Grieg, Rennes, Tsjaikovski en Reger - bien étonnés de se trouver ensemble. Kan zo een huzarensla een offerande zijn ‘ad majorem Dei gloriam’? Hiermee zijn mijn bevindingen over dit kerkconcert vrijwel neergeschreven. Doch het ware onbillijk de solisten een gedetailleerde kritiek te onthouden. Ik wil dan vaststellen dat het orgelspel van Alex de Jong mij het meest kerk-stijlvol toescheen. Bachs Fantaisie schommelde wat en voor zijn registratie van Händels Adagio voel ik geen zier. Dat was Karg-Elert,Ga naar voetnoot14 oftewel: ‘Hoe maak ik van het orgel een jammerhout?’ Zijn - De Jongs - Reger behoorde tot het beste van de avond; en zijn accompagneren (van de cellist met name) was een ontdekking voor mij. De violoncellist Willem Dehé speelde zijn Bach en Händel nonchalant, Bruch en Tsjaikovski veel expressiever. Waarmee ik niet zeggen wil dat hij erin slaagde de huisbakken exaltatie van Bruch meer dan lauw op te warmen. Zijn toon is wel zeer die van | |
[pagina 369]
| |
de solocellist: penetrant met immer wat scherpe attaques. Resumerend: een zeer kranig cellist, voor het podium wat stug, voor een kerkconcert niet bedeeld met de juiste smaak - ik neem aan dat hij ook zijn Tsjaikovski en zijn Bruch zelf gekozen heeft. Mevrouw Willy van Sonsbeeck-Hommes' alt is in de laatste jaren ongetwijfeld rijper geworden, groter van volume en minder ruw. Doch, bij de muzen, wat zijn der zangeressen wegen lang! En hoe ongedifferentieerd! Want men moet ook bij mevrouw Van Sonsbeeck weer noteren: dat zij haar tonen, wanneer dit nu per geluk niet juist de vijf of zes moeilijkste uit haar orgaan zijn, niet of onvoldoende voorbereidt. Dat het einde van alle frasen inzinkt (Pfingstkantate). Dat zij aan het einde ener ademhaling ook alle psychische spanning kwijt is. Dat de concentratie in de aria's, waar slechts een geestelijk ‘Leitmotiv’ is, onophoudelijk onderbroken wordt (in de Pfingstkantate zeker vier ritenuto's te veel). Dat vocalen en consonanten zeer vaak anders uitvallen dan zij ze bedoeld moet hebben; Handels recitatief bijvoorbeeld. En, ten slotte, dat zij al even weinig stijlgevoel vertoont als de meeste zangeressen, die haar kerkconcertprogramma's slechts schijnen te bepalen naar de tempovoorschriften en de afwezigheid van zestienden-passages in de begeleiding van liederen die haar nu juist in de gedachten komen. Griegs Ein Schwan onder het motto ‘gewijde muziek’ in een kerk. Ja, de eerste beste amateur kan dat een heel bijzonder lied vinden en juiste, schoon vage vermoedens hebben dat men er meer van maken kan dan mevrouw Sonsbeeck dééd; het is desalniettemin een feit dat deze Wagnérie KaldéenneGa naar voetnoot15 zo volmaakt uit de tijd is als een opera van Donizetti. En even valsgevoelig bovendien. Die beide Rennesjes ‘gaan’ met orgel zeer middelmatig en staan op een programma, naast Tsjaikovski en in de buurt van Händel en Bach ook nimmer fortuinlijk. |
|