Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 365]
| |
Dit was nog het pensioenfondsconcert van het vorige seizoen, dat wegens ongesteldheid van de dirigent, als ik mij niet bedrieg, uitgesteld werd. Het vond thans plaats in de zaal van het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen en men kan slechts hopen dat het pensioenfonds der orkestleden, de zakelijk belanghebbende bij dit concert, geen schade leed van de bruikbare-zitplaatsenvermindering die de modulatie van Kruisstraat naar Mariaplaats meebracht.Ga naar voetnoot4 Over de praktijk van het orkestmuziek maken in dit zaaltje hoop ik binnenkort wel te schrijven. Ik ga nimmer over het ijs van één nachtvorst en dus zal ik mijn definitief oordeel pas geven nadat ik de akoestiek der bovenzijzalen heb kunnen beoordelen. Wie weet klinkt het daar, waar men noch orkest noch dirigent ziet, niet ongedacht gunstig. Over het vioolspel van Hendrik RijnbergenGa naar voetnoot5 veel te zeggen, zou gelijkstaan met uilen naar Athene of theerandjes naar Utrecht dragen.Ga naar voetnoot6 Ik houd Hendrik Rijnbergen voor een onzer eerste violisten en in sommige frasen van Beethovens Adagio, ook in de aanhef van het Rondo, riep hij de herinnering op aan een der allergrootsten, aan Fritz Kreisler. Wat niet zeggen wil dat zijn geestelijke diapason met die van Kreisler samenstemmen zou - integendeel. Doch in die beste momenten was daar de eigenschap van alle meesters te herkennen, de rust van de soevereine beheerser. Niet overal speelde Rijnbergens reproductie op het hoogste plan; er waren regels waar de onrust der begeleiding ook hem hinderlijk beïnvloedde, bij de terugkeer van het hoofdthema in het eerste deel bijvoorbeeld. Het accompagnement van het Rondo was eveneens zeer onvast - geagiteerde attaques der tutti's. Doch de noodzakelijke smetten en vlekken daargelaten, was het vioolspelconcert toch de gebeurtenis van de avond. Het andere verheugende feit van de avond was Martine Dhonts reproductie van Mahlers Himmlische Leben.Ga naar voetnoot7 Ik heb deze solo reeds van vele zangeressen gehoord, doch Martine Dhont zingt ‘Kein Musik ist ja nicht auf Erden’ niet meer als een voortreffelijke zangeres, doch als een artieste. Zij behoorde de internationale soliste van de Vierde te zijn, zoals Foerstel die der Achtste, Cahier die van het Lied von der Erde schijnt te zijn. Het heeft op dit ogenblik weinig zin om nog vele woorden te verschrijven over de reproductie van de Vierde symfonie. Van Gilse en ik zijn het over essentiële pun- | |
[pagina 366]
| |
ten dezer symfonie nooit eens geweest en wij zullen het voorlopig ook wel niet eens worden, denk ik. Het zal mij nooit duidelijk zijn waarom iemand de doorwerking van het eerste deel in een continu ademloos tempo doorstevent en evenmin: waarom het Scherzo gehitst moet worden als een of andere jong-Duitse ‘Flagellantenzug’. Dit zijn principiële verschillen van opvatting waaruit ik geen conclusies wil trekken. Maar de agogische en dynamische fouten die er waren, dienen bij een eventuele volgende uitvoering vermeden te worden. Bijvoorbeeld: de trompet die het tweede Trio uit het Scherzo annonceert, behoort niet te pralen als begon er een operette. De Engelse hoorn waarmee de symfonie uitklinkt, moet veel minder reëel klinken. Het slot van het Adagio, fluiten en hoge violen, moet veel fluisterender - Mahler noteert pppp en ‘gänzlich ersterbend’! - en het dient ten minste te stemmen. Het concert begon met Beethovens Ouverture Coriolan. Het tempo was wel zeer omzichtig en ongemodifieerd, doch wat de stemming en de helderheid der contrapunten betreft, werd dit toch het fortuinlijkste der orkestreproducties. |
|