Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 361]
| |
30 september 1920
| |
[pagina 363]
| |
Tivoli-concert - Concertgebouw-sextetGa naar voetnoot1
| |
[pagina 364]
| |
is prachtig. Maar wat een káns hebben we dit jaar in Tivoli, om onze kennis uit te breiden, om noviteiten te horen waar je anders niet aan komt! Mengelberg speelt in een seizoen van, zeg vijf concerten ten minste één keer Wagner, Brahms en Strauss. De avonden zoals de beide laatste concerten van het vorige seizoen zijn uitzonderingen (Debussy, Schönberg, Mahler). En de programma's van het Sextet staan stijf van de ongewone en verrassende nieuwigheden.’ Ook deze vrienden hebben gelijk. Wie het op den duur zal blijken te houden, mag de toekomst uitmaken. Voor het heden registreer ik een avond waarop het Sextet voortreffelijk - niet meer en niet minder - heeft gemusiceerd. Mozarts Kwintet in Es is het prototype van een volmaakt geëquilibreerd kamermuziekwerk met, óók voor toen, onalledaagse kleurmengingen. Geen strijkersensemble, geen symfonieorkest realiseert zulke kostelijke speelsheden zo direct en zo helder. Schuberts Variaties voor fluit en piano, schitterend gespeeld door Klasen en Cornelis, zijn een muziekje dat voor onze hedendaagse oren alweer bijna nieuw klinkt. Dresdens bewerking van vier stukken van de grote Rameau, met de groots gewelfde Sarabande, klinkt voortreffelijk; misschien ligt het eerste nummer der suite wat laag. De modernere werken van de avond, het Divertissement van Roussel en Samazeuilhs spaansigheid ontlokken gans andere klanktovers aan het apparaat waarvoor de laatste mogelijkheid nog lang niet gevonden is en waarvoor - gelukkig - de laatste noot voorlopig nog wel niet geschreven zal zijn. Over de kunstwaarde van het effect der ver-affe hobo zou natuurlijk het een en ander te zeggen zijn. Maar het is suggestief en dat is alles wat de componist bereiken wilde. Het slot van de avond werd een stukje van Saint-Saëns, vaardig en goedkoop maakwerk op niet zeer expressieve populaire thema's uit de landen der Russen en Denen. De herinnering aan de eerste kamermuziekavond in Tivoli zal echter blijven die aan Mozarts Kwintet en Dresdens meesterlijke Rameau-bewerkingen. En voor een niet gering deel ook aan de sublieme Steinway-vleugel die Cornelis bespeelde. Ik weet geen fabrikaat dat daarmee wedijveren kan; het heeft de sonoriteit der schoonste vooroorlogse Bechsteins, doch het is nog tien malen gedifferentieerder. En de pianissimo's - men denke aan Samazeuilhs Esquisse d'Espagne - klinken mij op geen ander instrument zó irreëel en toverachtig. De Maatschappij Tivoli schijnt haar oude Ibach afgeschaft te hebben. En ook dat is een vooruitgang. |
|