Orgelconcert
18 juni 1920 (UD)
Buurkerk
Willem Petri (orgel)
m.m.v. Minny de Jonge (zang)
Werken van Bach, Reger, Franck, Boulay, Händel, Wolf
Wat ik vanaf mijn plaats buiten het middenschip niet mag vaststellen is: of de akoestiek der Buurkerk, haar bruikbaarheid voor orgelbespelingen zoveel minder is dan die van de Franse kerk, de Dom of de Nicolaaskerk. Wat ik wél mag vaststellen na dit concert is: dat mij het orgel der Buurkerk minder gedifferentieerd, minder goed uitgebalanceerd lijkt dan de andere Utrechtse orgels. Er is in het volle werk, zoals de heer Petri dat gisteravond gebruikte, wat veel droesem der zestienvoeten, wat weinig flitsing van tongwerken en zeker te min de blikkering der mixturen en drievoeten.Ga naar voetnoot324 Het timbre van dit orgel is massaal, in verhouding. Ongetwijfeld. Doch de kleur, ik herhaal het, lijkt mij te dof voor een hele avond solospel.
Deze eigenschappen van het orgel maakten, dunkt mij, Petri's Bach te monotoon en zijn Reger te weinig gigantisch. Het gebrek aan zoeter timbres - ik herdenk hier een paar registers van het orgel der Klaaskerk - deed Francks Cantabile wat te schetsmatig blijven. Overigens was dit toch Petri's gelukkigste reproductie, gisteravond.
De Fuga van J. Boulay - Riemanns Almanach de GothaGa naar voetnoot325 geeft geen gegevens - kan slechts gewaardeerd worden als een verdienstelijk handwerk. Wat voor de één veel, voor de ander weinig zegt. Het materiaal der fuga is werkelijk slecht, de behandeling solide en het resultaat, de expressie van het werk, is natuurlijk tamelijk onbeduidend.
Freule Minny de Jonge zong een aria uit Händels Judas Maccabaeus - welk stuk vrij slecht gaat met orgel - en drie liederen van Hugo Wolf. Über Nacht lukt ‘met orgel’ eveneens zeer middelmatig. Ik hoorde in freule De Jonges zang gisteravond een paar zeer nasale intonaties (het middenstuk der aria, einde der eerste frase) welke ik nog niet bij haar opmerkte. Doch - laat ons na een orgelconcert geen zang-technische divagaties beginnen.