Orgelconcert
26 mei 1920 (UD)
Nicolaïkerk
J.C. de Lange (orgel)
m.m.v. het J.S. Bach-koor en Jac. Ph. Caro (dirigent en solist)
Bach: Fantasie in G, BWV 571, Preludium in Es, BWV 552, Geistliche Lieder, koralen
Het is nuttig, het is misschien nodig om na elk Bach-concert weer eens vast te stellen dat deze oude meester, schepper van welhaast onvergankelijke monumenten der toonkunst, een veel sensitiever, veelzijdiger, bezetener, genialer musicus was dan door negenennegentig procent zijner vertolkers gepropageerd wordt. Toen De Lange gisteravond Bachs grandioze Fantasie speelde, moest ik herhaaldelijk denken aan het Voorwoord dat Griepenkerl voor de grote Peters-uitgave van 's meesters orgelwerken schreef en waarin hij eigenlijk de lichtzinnigheden van de oude Bach zachtmoedig vergoelijkt: u moet dat stuk (de Fantasie) nu niet beoordelen naar het (briljante) slot of het begin - dat zijn maar tegenstellingen tot het vijfstemmige middenstuk. Met andere woorden: Bachs manifeste italianismen, zijn geniaalste, vuursproeiende passages moet ge maar op de koop toe nemen: Bach, onze Bach, de Bach der organisten en theorieleraren is de man der vijf- of zesstemmige fuga's en passacailles.
Schönberg zou vlijmend-sarcastisch opmerken: ‘Ja, want van deze Bach kunt ge een legkaart maken!’Ga naar voetnoot322 En hij mocht zulke musici filisters schelden of Gralshüter der traditie. (‘Tradition ist Schlamperei!’, zei Mahler.)Ga naar voetnoot323
Met het bovenstaande wil ik niet zeggen dat de heer De Lange zijn Bach gisteravond volgens het Griepenkerls-farizeese recept gespeeld heeft. Allerminst. Hij naderde zelfs de andere afgrond: een te wekelijke, gepolychromeerde, zoetelijke reproductie, angstwekkend. Hij knutselde in de inleiding (très vitement) wat al te veel met kleurtjes - ik had de helft minder registerwisselingen willen horen - terwijl ook de zwelkast veel bijdroeg tot verzwakking van het geheel.
Zijn reproductie van het bekende Preludium in Es was wat onrustig, evenals het middendeel der Fantasie. En ook de begeleiding van Caro's Geistliche Lieder verliep niet zonder horten en stoten. Doch Caro's rubato's, die ik niet overal navoel, zijn niet al te gemakkelijk te volgen.
Caro's Bach-koor, dat ik gisteravond voor het eerst hoorde, schijnt mij een vereniging die op den duur tot de beste Utrechtse koren zal gaan behoren. Men zingt