Ludwig Wüllner
1 mei 1920 (UD)
Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen
Ludwig Wüllner (voordracht)
Teksten van Goethe
Johan Sebastiaan Brandts Buys schreef de laatste keer dat Wüllner hier als zanger en als declamator optrad: ‘dat de verschijning Wüllner, het soort kunstenaar namelijk, na het ineenstorten van het Germaanse imperium in de lucht was komen te hangen’ - ik citeer uit het hoofd en vraag de verre vriendGa naar voetnoot287 om vergiffenis voor de stuntelige reproductie van zijn mening!Ga naar voetnoot288 - Brandts Buys meende: zonder het aureool van grondige Duitse cultuur, zonder het fascinerende machtsbesef dezer natie vooral, was Wüllner nog altijd een representatieve persoonlijkheid - doch representerend het voorbije: een aartsengel zonder bazuin, duivel zonder hoorns of bokspoten.
Gisteravond deed Wüllner ook een gemis voelen: een gemis aan muziek namelijk. Hoor Goethes Fischer, Goethes ballade van de König in Thule zeggen en het is alsof men Strauss' Domestica hoort spelen op een zendingsorgeltje - hoewel Wüllner deze gedichten veel subliemer zegde dan men ze in de regel zingen hoort. Maar Der König in Thule is niet meer uitsluitend van Goethe, het is meer van Schubert! (Vreemd toch, die associaties! Want behalve Schubert componeerde het genie Berlioz, het talent Gounod en dozijnen mediocren dezelfde tekst.) En Der Fischer - is die niet meer van de veel te weinig bewonderde Carl Loewe dan van iemand anders?
O, ik voel wel dat dit hier bijna als profanatie klinkt. Vooral tegenwoordig, ná Hugo Wolf, nu de teksten van veel onbelangrijke dichters met meer respect door de componisten behandeld worden dan Schubert, Beethoven, Mendelssohn, Schumann ooit betoonden voor het werk van een Goethe of een Heine. Maar de klankwonderen die de oudere genieën rond de gedichten van hun meesters toverden, zijn zó suggestief, zijn zoveel meer van alle tijden (dus óók van de onze) dan de teksten en vooral dan de vaak humanistische ofwel piëtistische tendensen daarvan, dat de gecomponeerde liederen leven, de teksten alleen: kritisch geapprecieerd worden. Zelfs Goethe, zelfs Heine en zeker Schiller. Het is waarlijk niet onze schuld dat wij bij een Fischer halfverbaasd zitten te wachten of de wondere intonatie ‘sie sang zu ihm’ niet komt, dat Der König in Thule zonder de kleine tertsen incompleet scheen. Neen. Ik begrijp Wüllners artistieke overwegingen niet, die hem ertoe leidden deze ‘muziek’ te gaan zeggen, en ik wil ze ook niet begrijpen.