Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 303]
| |
CyclusconcertGa naar voetnoot206
| |
[pagina 304]
| |
Nog zo een ‘kleinigheid’ was dat het programma vermeldde: ‘Ed. Lalo 1770-1827’. Lalo leefde van 1823 tot 1892 - de gedrukte jaartallen zijn Beethovens geboorte- en sterftejaren. En ook Sem Dresden, die zijn eigen werk zou leiden, werd niet tegelijk met Wagner geboren en begraven (1813-1883) - zijn geboortejaar was 1881 - blijve zijn sterfjaar nog lang verwijderd! Het zijn futiliteiten, doch het komt mij voor dat men, vooral op programma's van concerten die didactische tendensen hebben, dergelijke zetfouten dient te corrigeren. Beter geen jaartalletjes dan foute of, gelijk in het laatste geval, belachelijke. Dresden was ziek, had afgezegd, en zo speelde men in plaats van zijn Thema met variatiesGa naar voetnoot209 de Prélude à l'après-midi d'un faune van Debussy. Dit werk en de Rapsodie espagnole van Maurice Ravel zou ik gezamenlijk kunnen bespreken onder het hoofd ‘hoe de dirigent van het U.S.O. op de Franse mentaliteit reageert’. Dat zou tenminste interessanter zijn dan een vergelijkende vaststelling van ‘de wijze waarop de Franse mentaliteit op de voorstelling Spanje reageert’, een stokpaardje dat de heer Van Gilse bereed in een zijner oudere programma's en dat hij ook ditmaal weer te voorschijn had gehaald.Ga naar voetnoot210 Ik kan mij onmogelijk voorstellen dat zo een vergelijkende vaststelling de bezoekers der Cyclusconcerten hevig zou interesseren - misschien de lezers van een muziekperiodiekje. Doch, zonder wrange ironie: ik zou thans een bespreking over Van Gilses Debussy- en Ravel-spel niet weer eens willen ondernemen. Ik heb te vaak moeten constateren dat de dirigent van het U.S.O. geen verschil aanvoelbaar weet te maken tussen de accenten der moderne Fransen en die van bijvoorbeeld Wagner. En dit deprimeert mij telkenmale opnieuw. Wanneer Ravels Feria inzet, riekt het naar een Tanz der Lehrbuben.Ga naar voetnoot211 Speel dan liever Wagner. De constructie, structuur der Rapsodie, ze blijft een chaos. Het werk is cyclisch - bijna zo cyclisch als een symfonie van Franck of een werk van Vincent d'Indy. Doch men wordt de citaten niet gewaar als noodzakelijkheden, als een overwogen, geraffineerd herhaald vaststellen van het nachtelijke plan waarop de ganse Rapsodie speelt - node herkent men de terugkeren, de lispelende bezinningen op het aanvangsfrasetje. Ik wil vaststellen dat mijn grote bezwaren nu niet meer gericht zijn tegen het orkest, dat het werk na ten minste twee uitvoeringen achter de rug te hebben, zeer letterlijk speelt. Doch de emoties hebben óf geen tijd tot uitklinken - het onrustige tempo van het eerste deel - óf ze worden zó uitgerekt, door de positief te slepende bewegingen van II, III en IV, dat zij vervalen, vergrauwen tot dissonante notenformules in een onpersoonlijke kleur. Ik wenste dat ik de resultaten van Jan van Gilses goede bedoelingen - hij toch speelt, zonder andere dan negatieve resultaten, de muzieken der moderne Fransen met bewonderenswaardige, haast propagandistische overtuiging - ik wenste dat ik | |
[pagina 305]
| |
die resultaten slechts waarderen kon. Maar het is mij onmogelijk. Mijn artistieke geweten verbiedt mij het zwijgen, het verbloemen, waar ik de accenten ener school waarover ik meen te kunnen meespreken, hoor weergeven op een wijze die mij doet twijfelen aan de schoonheid der subliemste verrukkingen. Wanneer ik moet kiezen tussen Ravel en Van Gilse, dan prefereer ik Ravel. |
|