Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdKamermuziekavond Tivoli - Wendling-kwartet
| |
[pagina 294]
| |
vakmatige belangstelling (of verrukking - dat hangt van eigenaardigheden af). Maar mijn eerste felle schoonheidsontroering moet ik van Reger nog krijgen. Ik kan niet zeggen dat ik hem onvoorbereid beoordeel: ik bestudeerde zijn partituren, ik speelde zijn orgelwerken, zijn pianostukken, zijn kamermuziek, ik accompagneerde zijn liederen. En werkelijk, hier en daar, in zijn Schlichte Weisen, in de pianosonatines, ook in het strijktrio van gisteravond schimmen soms onverwacht maten voorbij die als de zeer terloopse herinnering aan een oude, weggeduwde emotie zijn. Reger, de nooit jonge heksenmeester - gelijk sommige biografen hem zo elegant noemden - blijkt dan toch, gelukkig, voor een zeer, zeer klein deel gedetermineerd te worden door Schumanns Eusebius.Ga naar voetnoot195 En, gedachtig aan het boek Genesis: ‘zo er tien “rechtvaardigen” in Sodom gevonden zullen worden, zal ik de stad niet verderven’, kunnen wij nog hopen dat de tijd zijn levenswerk niet zal verderven, ter wille van de weinige tientallen maten die ‘rechtvaardig’, die ongemaniëreerd, ongeleerd, ontroerend neergeschreven zijn. Ter wille van de meesterlijke fuga's, de doelbewuste doorvoeringen, zal het niet blijven bestaan, vrees ik. Het Strijktrio uit opus 77, dat de Stuttgarters gisteravond speelden, ‘boeit’ slechts met vele onderbrekingen. Ik zou door het werk enigszins gedetailleerd te analyseren Regers werkwijze voor al zijn composities kunnen aantonen. Doch, na het voorafgegane beschouwinkje meen ik dit beter te kunnen uitstellen tot later. Het is typisch voor Regers componeertechniek dat de snelle delen zoveel interessanter klinken dan de langzame. De Finale bijvoorbeeld, met dat Haydnse hoofdthema - ach, maar men had het toch niet vlak na Haydn zélf moeten spelen: een oud, Delfts bordje hangt men toch niet naast een ‘modern’, zo een van het genre ‘zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens’. De techniek waarmee dat nieuwerwetse bordje gefabriceerd is, is misschien wel beter dan die onzer over-overgrootvaders - maar daarom deugt het nieuwe bordje of de samenstelling nog niet... Neen, Reger verdraagt de nabuurschap van volmaakt, klassiek werk al evenmin als de vergelijking met de ‘modernen’. De twintig maten die zongen, wat beduiden ze naast de twintig zingende minuten van de oude musicus Haydn? De schoonheid is hopeloos zoek in het nieuwerwetse Duitse werk. Men versta nu onder schoonheid geen traditionele welluidendheid! Men kent mijn instellingen, mijn ambities voldoende om te weten dat schoonheid voor mij gelegen kan zijn in de verst hoorbare ‘dissonanten’. Doch nimmer vond ik nog bevrediging in een marionettenspel van ‘altkluge’ regeltjes en theoremen. De psychologische noodzakelijkheidGa naar voetnoot196 van een scherzo, van een ‘levendige’ finale zal nooit met Jadassohn aangetoond kunnen worden. Het Wendling-kwartet minus de tweede violist Hans Michaelis speelde dit Trio zeer geïnspireerd. Men zweepte het ritme, het coloriet op met een hartstocht, schoner muziek waardig. Ook Haydns kwartet was in veel opzichten bewonderenswaardig. Hun timbre is niet overal even aangenaam. Carl Wendling heeft vele violistische | |
[pagina 295]
| |
begaafdheden, doch geen betoverende toon. En hierdoor komt het karakter van het hele kwartet altijd wat aan de (te) scherpe kant. Dit is overigens een aanmerking op het hoogste plan! Alle noodzakelijkheden voor een zeer goed kwartet zijn verder aanwezig: ensemble, dynamiek, expressieovereenstemming. De vier kunstenaars hadden een verdiend succes. Hun Beethoven heb ik niet meer gehoord, doch ik ben ervan overtuigd dat ook dit een zeer figuurlijke en zeer nauwe beugel met gemak dóór kon! |
|