Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 292]
| |
Dina Italie speelde Beethovens Tweede pianoconcert, dat inderdaad te zelden gehoord wordt. Zij speelde ook Francks Variations symphoniques, en de manier waarop zij deze beide zeer ongelijksoortige meesterwerken speelde, manifesteerde allerlei eigenschappen, waarvan te noemen zijn: algemene muzikaliteit, belangstelling in toonvorming, in frasenwelving, gebrek aan ritmisch gevoel, aan stijlgevoel, aan zin voor constructie. Gebrekkig gevoel voor humor (Beethoven, Finale), onontwikkelde zin voor het lyrische reciet (Franck, begin). Onlangs, na het concert waarop Lucie Caffaret de Variations van Franck speeldeGa naar voetnoot191 - ik vergelijk niet! - schreef ik enkele beschouwingen neer over de wijzen waarop men dit werk spelen kan. Ware het geen danaïdenarbeid, ik zou thans gaan mediteren over de duizend en één manieren waarop men Franck niet spelen moet. Men moet bijvoorbeeld een tempo nooit zó laten verslappen dat men niets meer voelt; men moet een rubato niet uitbreiden tot een serie fermaten - dit is stijlloos. Men moet een sforzato (relatieve versterking) niet in elk verband aandikken tot een fortissimo subito - dat is ook stijlloos. En verderop, in de mars, moet men zich niet tevreden stellen met een gezapig wandelend molto moderato. Dit tempo paste wonderwel op Jensens Hochzeitsmusik.Ga naar voetnoot192 Nee, Franck was toch, alles in alles, bepaald onvoldoende. Het is jammer, maar ik geloof dat Dina Italies wezen te weinig affiniteiten vertoont met de psyche van Francks muziek, om ooit daarmee te kunnen samengroeien. Speel Franck streng, speel hem vrij, speel hem dogmatisch, koel, vurig - alles kan. Speel hem als fel-wit brandende vagevuurvlammen, speel hem met middeleeuwse verrukkingen, doorhuiver mét hem de visioenen van zuster Hadewijch, voel hem aan als een asceet, of als een jong bloesemende boom. Maar speel hem nooit zwoel! Het Beethoven-spel van Dina Italie was beter, niettegenstaande een paar kleine onfortuinlijkheidjes. Natuurlijk is het heel wat gemakkelijker om de eerste concerten van Beethoven voldoende te spelen dan iets anders. Deze concerten (één en twee) zijn technisch niet zoveel zwaarder dan sommige van Mozart en geestelijk eisen zij veel minder spanning. Maar een emotionerende vertolking van deze oudste concerten te kunnen geven, is reeds een hele prestatie. Ontroerend was haar reproductie met dat al nog niet, doch er waren waarlijk verheugende ogenblikken. De stijl waarin zij de Finale speelde, vraagt nog om herzieningen. De syncope was altijd te hoekig en de hele expressie van het hoofdthema was veel te veel Dalcroze.Ga naar voetnoot193 Pianistische disposities heeft Dina Italie: haar algemeen muzikale begaafdheid lijkt mij geenszins onvoldoende. Zij kan stellig wat van zichzelf maken - doch zij lere haar eigen artistieke wezen kennen vóór zij zich met vrucht verder ontwikkele. | |
[pagina 293]
| |
Een respectabele techniek - zij versimpele sommige uiterlijkheden van haar spel - staat voor die evolutie reeds tot haar beschikking. En dat is reeds vrij veel. Het accompagnement was niet overal even verzorgd. De stemming in het eerste tutti van Beethovens concert zwaaide bedenkelijk, in Franck was dit beter. De reproductie van de overige orkestwerken - oude bekenden: Egmont-ouverture en Lohengrin-fragmenten - vraagt geen nadere bespreking. |
|