Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdEvert Cornelis - Moderne pianoavond
| |
[pagina 287]
| |
fantast Gustav Meyrink: die mensenfiguren die eigenlijk harpen zijn - harpen die door een tovenaar bespeeld, wonderlijke en zinnenverbijsterende klanken van zich geven.Ga naar voetnoot182 Van de oudere Debussy twee Préludes uit het eerste boek: de veel gehoorde (doch nimmer te veel!) Minstrels: een schets van de altijd vermakelijke negerzangersGa naar voetnoot183 met hun goedig-komische grimassen, met hun kleine sentimentele onfatsoenlijkheidjes. En La cathédrale engloutie, wat ik zonder aarzelen een van Debussy's meest grandioze fantasmen kan noemen. Gaaf van conceptie, van uitvoering, groots van gedachte. De kristallijnen klanken, waarmee het stuk begint en eindigt; het volle werk der eerste grote climax; de mediterende monodie, verderop (‘expressif et concentré’); de raadselachtige wielingen, die men in zeer diepe waters juist zo ziet; de ‘brume doucement sonore’, waaruit het mysterie opstijgt - het is alles volstrekt nieuw en het is suggestief zonder voorbeeld. Evert Cornelis verdient onze dankbaarheid voor deze reproductie - zó gans in het juiste gamma gehouden als men dit zelden hoort. De voordracht van Ravels Alborada del gracioso was misschien het hoogtepunt van de avond. Er staan onmenselijke moeilijkheden in dat stuk; ik kan mij bijvoorbeeld niet voorstellen dat de tertsen- en kwartenglissando's werkelijk speelbaar zouden zijn. Op een Bechstein-vleugel blijken zij altijd onuitvoerbaar. Maar - wat een stuk werd het onder Cornelis' handen! Hij speelde het met ongehoorde opvlammingen, met zeldzaam spottende monologen, met alles meeslepende rubato's. Er waren ook nog twee quatre-mains: Debussy's oude Petite suite, een stukje dat ‘tovert’, zoals Gezelle zeggen zou - ‘tovert’ als een heldere koele voorjaarsdag. Het is helemaal mooi, oud-Frans van factuur, van harmoniek. Melodisch is het vooral niet minder dan zoet, ritmisch overal beschaafd-pikant. Maar het is muziek in de hoogste zin: het is een kostelijk en allerminst goddelijk, doch zeer menselijk divertissement. Debussy's latere ‘moderniteiten’ - hoe gewoon klinken ons die hevig beprate extravagances thans, nietwaar? - laten zich in de Suite nog pas vermoeden. De andere quatre-mains was Ravels Ma mère l'oye. Men kent die hier slechts van de orkestproducties - doch ik meen dat ik hier reeds veel vroeger heb geschreven dat het oorspronkelijk een vierhandig suitetje was. Men heeft gisteravond kunnen horen hoe het eigenlijk moet klinken - hoe het kan betoveren, hoe charmant en fragiel alle details zijn. Mevrouw F. François-van Royen secondeerde. Muzikaal; doch zij scheen aan wat podium ‘verhoging’ te lijden. (Podium ‘koorts’ durf ik het niet te noemen; daarvoor was ze veel te zeker van haar partijen.) Bijvoorbeeld had de wel erg weinig berige galanterie: ‘Je meurs content puisque j'ai le plaisir de vous revoir encore une fois’Ga naar voetnoot184 duidelijker mogen zijn. Maar natuurlijk, dat is op zichzelf een kleinigheid. |
|