Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |
De moderne Fransen IIGa naar voetnoot113
| |
[pagina 258]
| |
wie hier slechts vage verhalen de ronde doen, on-ditsGa naar voetnoot115 over de nevelige hoogten waar hij zich ophield, ongenaakbaar voor gewone stervelingen, handenvouwende bedwepingen, van de mysterieuze verten waarin zijn geest ‘wijlde’ - ik geloof niet dat men hier weet dat Claude-Achille Debussy een zeer menselijk mens was die een bon-mot evenzeer wist te appreciëren als een goede tafel, die even bedreven was in het prepareren van een fijne schotel als van een prélude pour piano - op een ander plan, natuurlijk. En Claude Debussy heeft gedurende een vijftal jaren, de eerste jaren dezer eeuw, de muziekkritiek gehanteerd; hij heeft in La Revue Blanche, in Gil BlasGa naar voetnoot116 verscheidene opstellen gepubliceerd, uitingen van een zeer onalledaags, doch allerminst ‘weltfremd’ intellect, die zijn opinies omtrent de stand der muziek zeer ondubbelzinnig aangeven. Debussy heeft met deze kritieken, die vaak meedogenloos fel zijn en soms vernietigend spotten met het vergulde Middelmatige, zonder het waarschijnlijk te willen, zijn eigen muzikale oeuvre gecommentarieerd, verhelderd hier en daar. En wijl ik bemerkt heb dat men een compositie zuiverder leert verstaan naarmate men een veelzijdiger indruk krijgt van de auteur - hoeveel klaarder wordt een Ring des Nibelungen nadat wij Wagners Bayreuth lazen;Ga naar voetnoot117 hoeveel meer kunnen wij Liszts Rhapsodies hongroises appreciëren nadat wij zijn schitterende studie over de Hongaren en hun Muziek hebben leren kennen!Ga naar voetnoot118 - lijkt het mij nuttig ook de hoorders van de Prélude Debussy's kritische uitingen niet te onthouden. Uit de aard der zaak moet ik mij beperken. Binnenkort, bij de uitvoering van andere chefs d'oeuvre hoop ik nog wel meer van zijn kritieken te citeren, te commentariëren misschien. Debussy schreef de Prélude à l'après-midi d'un faune toen hij in zijn hart reeds overtuigd was dat het schrijven van ‘ganse symfonieën’ voor hem geen zin zou hebben. Over het ‘genre symfonie’ schrijft hij in 1901: De echte les van Beethoven (van de symfonist) was dus niet: het bewaren van de oude vorm - evenmin de verplichting weer zijn eerste stappen te gaan drukken. Men moest door de vensters kijken die op de vrije hemel uitzien. Maar men heeft die, geloof ik, voorgoed dichtgedaan. Een paar geniale treffers in het genre zijn geen afdoend excuus voor de vlijtige en stijve oefeningen welke men uit overlevering symfonieën noemt... | |
[pagina 259]
| |
terug te zien met harmonischeGa naar voetnoot120 kanten omkleed. Ze bleven er droevig-verlegen onder - doch de imperieuze contrapunten vermaanden hen om hun vreedzame afkomst te vergeten.Ga naar voetnoot121 Dit als een klein staaltje van Debussy's schrijftechniek, een spirituele fantasie. Met opzet interpreteerde ik ditmaal nog geen zeer technische kritiek. Men leert hieruit overigens wel zeer zijn afkeer van het ‘gladde maakwerk’ kennen. Inderdaad heeft Debussy zich nooit beroepen op ‘naïeve refreinen uit oude boerenmonden’. Niet in zijn Spaanse land- en volksmuziek Ibéria; niet in zijn Rondes de printemps.Ga naar voetnoot122 Ik weet slechts een tweetal werken waarin hij, ironisch, bekende motiefjes adopteert: in Hommage à S. Pickwick het God save the king - in het kinderstukje Jumbo's lullaby het refreintje Do, do, l'enfant do. Doch deze, humoristische, uitzonderingen bevestigen de serieuze regel. |
|