Kamermuziekavond - Tivoli
20 december 1919 (UD)
Utrechtsch Kwartet m.m.v. Lucie Veerman-Bekker (piano)
Dvořák: Pianokwintet in A, op. 81
Schumann: Pianokwintet in Es, op. 44
Het Veerman-ensemble musiceerde het gelukkigst, gaf het meest te genieten in het kwintet van Anton Dvořák. Het is toch wel een heel mooi werk, dat kwintet. Het schatert en het danst, het mediteert oppervlakkiglijk en het glimlacht weer, en geen drieklank is vol genoeg om Dvořák overstromende vitaliteit te doen klateren; geen ritme laat hij ongebruikt, geen traditionele klopbas schijnt zo alledaags, of hij kan ze nog transformeren tot een spiegelbeeld van zijn onbekommerde, onbedorven muzikantenziel. Gelukkig het geslacht dat nog niet zó hyperbeschaafd is dat het voor deze uitstortingen van ziel tot ziel geen zenuwen meer hebben zou. Dvořás gelukkigste muzieken, waartoe ik zonder voorbehoud dit kwintet reken, ze spreken niet tot uw intellect, niet tot uw doorgefilosofeerde ‘goede smaak’ - ze juichen tot uw gevoel, ze kloppen in uw bloed. En ge wilt niet kritisch horen, ge wilt liever de gewekte gevoelens niet analyseren - ge hebt muziek genoten en dat is meer dan men na tien concerten zeggen kan.
De reproductie. Het ensemble speelt dit stuk met hartstocht en daar waren veel momenten van een laaiende gloed. Men kan bij hun interpretaties bekritiseren wat men wil, doch één ding, het allervoornaamste, is bij Veerman altijd in orde: de tempi, de grote lijn in een stuk, de stijl waarin zij het spelen. Hierop kan niemand iets aanmerken. En het gevolg is dat de ogenblikkelijke ongevalletjes, als daar zijn: een wat scherpe intonatie, een niet heel helder contrapunt, een wat ruw fortissimo, een niet zeer zuivere passage, nooit de totaalindruk bederven. Hoogstens zegt men tot zichzelf: ‘jammer’, nooit klaagt men over een mislukt deel.
Het Veerman-ensemble vertoont ook een wijze, een heilrijke beperking in zijn ambities. Met een kwartet van Debussy, van Béla Bartók zouden zij ons slechts matige bevrediging schenken. Doch hun romantiek, hun Schumann is zeer gaaf en zeer overtuigend. Het is geen toeval dat ik onder hun reproductie van Schumanns kwintet aldoor aan de opstellen, de meditaties van die zachte meester moest denken. Meister Raro, Florestan en Eusebius,Ga naar voetnoot91 zij leven in de reproductie van dit ensemble. Wij horen hun bedachtzaamheden, hun lyrische exaltaties, hun zeer Duitse en zeer romantische bedwepingen van ‘het goede en schone’. En het is altoos beminnelijk en het heeft de lieve zachte klank van een mooi oud klavier, het zijn ‘welke Blumen’ en ‘der Dichter spricht’ over dingen die we bijna vergeten hadden; de ‘Davidsbündler’ zitten bijeen en ze bekoren ons met hun verrukkingen over de ‘neue Bahnen’Ga naar voetnoot92 - wegen die voor ons