Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdNationale Opera - FaustGa naar voetnoot83
| |
[pagina 237]
| |
Ik geloof in het verleden der opera, niet slechts op gezag der oude meesters, wien het opera-schrijven summum aller aardse zaligheden beduidde - Mozart bijvoorbeeld zei in een zijner brieven: ‘Het verlangen om opera's te schrijven is mijn “idée-fixe”.’ Doch ik geloof zelf in de oude opera's, omdat de muziekspelen van Mozart, de muzikale tragedies van Gluck mij schoonheidsimpressies geven. Ik geloof, na jarenlang heen en weer denken, ook wel in de toekomst ener getransformeerde, gesublimeerde opera. Ik voorvoel alle expressiemogelijkheden welke de zo geperfectioneerde technieken ons gaan leveren; ik verwacht veel van de effecten welke wij met behulp van de cinema, bijvoorbeeld, te voorschijn zullen toveren en de ultraïstische werken van Satie, van Stravinsky, hoewel ze voor mijn misschien reeds verouderde smaak niet schoon zijn, anticiperen, hoop ik, wonderen. Dingen, op zichzelf onschoon, kunnen immers prachtige toekomsten omhullen. Een vette, kleverige kastanjeknop is niet aanlokkelijk om tegen uw wang te houden, doch het jonge blad ontroert u als een wonder sonnet. Ik geloof echter geenszins in het heden der opera, zoals men dat hier opvat. De toneelwerken-met-muziek uit het tijdperk ná Mozart - tot en met Wagner (plus de epigonen) werken op mijn ziel als uiengeur op mijn ogen. Denk niet dat ik mij, gelijk het mij als ‘nuchter Hollander’ moest betamen, erger aan de (volgens Wagner: alleenzaligmakende) Handeling onderbrekende lyrische exclamaties, aan in werkelijkheid onmogelijke situaties, aan onlogische tempi van handelingen. Geenszins. Alle schijnbare inconsequenties aanvaard ik gaarne - doch ik wenste dat men wat consequenter inconsequent was. Het verisme verfoei ik, doch niet de volstrekte onwaarschijnlijkheden in een opera die ideëel en muzikaal meesterlijk is (bijvoorbeeld Fidelio van Beethoven). Het is een tot scepticisme brengend verschijnsel dat vrijwel alle opera's die hier repertoire houden, werken zijn, geschreven vanuit een alledaags, dorps en bekrompen bewustzijn. Hun makers schreven ze ‘om een opera te schrijven’. Nu weet ik wel, ook onder de symfonische componisten vindt men dergelijke meesters. Doch daar is tegengif voor. Tegen een in wezen slechte, verfoeilijke, doch effectvolle opera bestaat geen remedie. In geen kunstgenre heeft het onbevoegde publiek groter recht van meespreken, voor geen kunstgenre hebben de tot spreken bevoegden minder kunnen doen (in helpende en tegenwerkende zin). Het is met de kunstwaarde van de opera nog altijd treurig gesteld. Busoni heeft zichzelf eens afgevraagd ‘op welke momenten de muziek in de schouwburg onmisbaar was’.Ga naar voetnoot84 Hij vond daar een tamelijk onvoldoend antwoord op: ‘Wanneer er gelopen of gedanst wordt, wanneer er metafysische elementen “in de handeling treden”.’ Er zijn op zijn vraag meer en betere antwoorden mogelijk en het zou de moeite waard zijn eens een enquête in te stellen: ‘Wanneer wilt ge muziek in de schouwburg horen?’ Mijn buurvrouw zegt: ‘In de pauze, dan kort de tijd zo aardig op!’ De arme! Ze vergat haar foyer - het culminatieplaatsje van sommiger komediegenoegens! Anderen zullen zeggen: ‘Als het “verheven” is; de muziek roert dan snaren aan die anders zwij- | |
[pagina 238]
| |
gen blijven’. Mogelijk, doch niet tot uiterste consequentie doorgedacht, mijn beste. Wanneer een treurspel van Shakespeare u zó niet emotioneert, dan doet geen muziek ter wereld het. Gij zult mij toevoegen: ‘Maar alle operalibretti zijn geen kunstwerken.’ Toegegeven. We vergeten al te graag dat de Faust eigenlijk van Wolfgang Goethe is - dit vergeten wordt ons gemakkelijk genoeg gemaakt! Dat overigens de operalibretto's zo slecht zijn (ik spreek nu nog niet eens van de affreuze vertalingen waarmee de Nederlandsche Opera ons martelt) is een fataliteit voor alle muziek. Wat te dwaas is om zó aanschouwd te worden, is nog goed genoeg om er een theatraal-muzikale jachtschotel van te bereiden en deze hachee wordt grif geconsumeerd. De Faust is een prototype. Bij de muzen, het oude spreekwoord ‘mundus vult decipi, decipiatur ergo’ is maar al te waar.Ga naar voetnoot85 Doch dat men naar zulke mystificaties tast om in een ‘hogere zielstoestand’ te geraken! De bioscoop, het circus emotioneert even heftig en even weinig artistiek! Mefisto's lachen, in dat serenadetje, doet duizenden een zalige griezel langs de ruggengraat lopen. De waarlijk diabolische accenten die Berlioz in zijn Damnation de Faust Mefistofeles laat intoneren, worden daarentegen gesavoureerd als een roomhorentje. Wonder, niet? De elektrificatie van dat bloemperk in Margaretha's tuintje werkt nog immers als de eerste vlucht van Jan Olieslagers.Ga naar voetnoot86 En alle toverlantaarneffecten van het geheel - ach, het intelligente publiek van het jaar 1919 dat een oordeel heeft over een symfonie van Mahler, over de Prélude à l'après-midi d'un faune, dat de waarde van Le Fauconniers schilderijen vaststelt zonder aarzelingen,Ga naar voetnoot87 dat Royaards' RauschGa naar voetnoot88 en Verkades Hamlet kan beoordelen en dat op de hoogte is van alle bewegingen in binnen- en buitenlandse literatuur - ach, en nogmaals ach! - ditzelfde publiek reageert op de toverlantaarneffecten van een Faust als een Spakenburger op het oude panopticum. Ik kom tot de uitvoering van gisteravond. De opera heeft Faust wel eens beter gegeven en Lili Green heeft wel eens een fraaier ballet gecomponeerd. Het orkest was vaak ruw, doch ik kan gelukkig noteren dat sommige solisten meer dan verdienstelijk werk gaven (enkele strijkers en een paar blazers). De Faust van Louis van Tulder was goed, de Mefisto van Muller eveneens. Hij houdt zijn pink bij menigvuldige situaties wat veel of hij elegant thee drinkt. Dit zal wel bewust zijn en het detoneert niet in de rol, maar wel in de meer sappige dan fervente interpretatie welke Muller ervan geeft. De Valentin van Van Rhenouwen was slecht, hij maakt onduidelijke consonanten en hij acteerde als een bestuurslid van een jubilerende liedertafel. Elize de Haas, die de Siebel zong, knikt van nee zonder dat dit nodig is - wat ze zich af moest wennen. Haar travestie was meer flatteus dan waarschijnlijk, op zijn zachtst gezegd. Overigens deed het enigszins komisch aan dat men voor de beide laatste rollen (Valentin en Siebel), die veel samen op zijn, de twee grootste contrasten had uitgezocht waarover | |
[pagina 239]
| |
de opera beschikt. Annie Ligthart (Margaretha) scheen slecht gedisponeerd. Het was zeer ruw en sommige momenten deugde de intonatie bepaald niet. Mevrouw Zegers de Beyl gaf een verdienstelijke, plezierig weinig gechargeerde Martha. In plaats van Harmans dirigeerde Henri Zeldenrust. Geroutineerd en duidelijk. Alle driekwartsnoten sloeg hij (in letterlijke en figuurlijke zin) in een handomdraaien. Het koor weet nog altijd niet hoe ze hun sabels in de schede moeten steken, zó, dat het niet op kachelpoken lijkt. Het zingen van dit koor was thans beter dan ik het wel eens hoorde. Het ballet. Ik zei reeds dat ik van Lili Green wel eens fraaier balletten zag. Maar toch was het nog een genoegen om het bewegingsspel gade te slaan. Van ‘het Ballet’ verwacht ik in de eerste tien jaar meer nog dan van de nieuwe Opera. Ik wenste wel dat zij eens hier kwam met Ravels Ma mère l'oye of Daphnis et Chloë, en met Debussy's Jeux. Zijn dit ‘vrome wensen’? Vurige zijn het wel. Haar figurenkluwens zijn altijd charmant. Doch op het divertissement van gisteravond heb ik vooral aan te merken dat alle bewegingen snel en gejaagd bleven, dat er geen enkel op zichzelf schone stand viel te bewonderen, dat alle verrassende besluiten, oplossingen van het slotakkoord ontbraken. Ik hoop niet dat ook Lili Greens opvattingen gefixeerde trucjes gaan worden. Zoals ik het, met uitzondering van Gertrud Leistikow, nog altijd moest bespeuren. |
|