Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdCyclusavond
| |
[pagina 233]
| |
Adagietto dat van Bizet, en het Scherzo dat van niemand anders dan Saint-Saëns kon zijn. Het verloop van dit stukje is bewonderenswaardig - de voorliefde voor het spitse hobotimbre boven en tussen de strijkers is verklaarbaar - niets is gedistingeerder dan dit. Het slotakkoord, een onvermoed en overbodig fortissimo, is dwaas en jammer. De Finale lijdt ook onder die barokke tegenstellingen. Een kunstje dat in Haydns tijd en met Haydns aardigheden grif werd geapprecieerd, is niet bepaald geschikt om ons altijd weer te vermaken. De Finale is het zwakste deel, niettegenstaande de dubbele contrapunten, welke, volgens Jadassohn: altijd interessant zijn.Ga naar voetnoot72 Toen kwam Piet de Waardt uit Haarlem met twee onbekende werken voor piano met orkest. De heer De Waardt heeft zelden gespeelde stukken gekozen, waarvoor wij hem lof schuldig zijn - te meer daar het zulke ondankbare pianopartijen waren. De heer De Waardt heeft echter stukken gespeeld die het uitvoeren in een zichzelf respecterend milieu niet waard zijn, waarvoor wij hem géén dank weten. En de blaam is in dit geval groter dan de lof. Het fantasiestuk van Tsjaikovski is een der vele hinderlijke muzieken welke de Rus op zijn geweten heeft. Er gebeurt van alles in: een eindeloos pianorecitatief dat niets suggereert dan de noten, een violoncelsolo, die Ferree met fraaie toon speelde en die lyrische momenten schijnt te willen intoneren (welke niet komen), twee quasi-rondo's (wat rondo?), veel fortissimo's van het ganse koper, vermeerderd met volstrekt onhoorbare arpeggio's en passages. Het was de eerste uitvoering. Ik hoop dat het de laatste is geweest. Na de pauze: ‘symfonische’ Variaties op een Noors tema (zonder h) voor piano en orkest van Emil Kronke. Welke onbenullige notenschrijver volgens het programma in het jaar 1865 te Danzig geboren werd en thans leeft als componist en pianist te Dresden. Wanneer we met deze notenworst in de oren aan Tsjaikovski terugdenken, dan wordt zijn fantasiestuk bijna geniaal. Stel u voor: de heer Kronke begint met een (Noors, nietwaar?) thema dat slechts bestaat uit een aantal octaven. Dit thema verbeeldt af te sluiten teneinde gevarieerd te worden. En hoe! De eerstkomende variaties zijn hoekig en stoffig als een turf. Het hele orkest heeft er werk aan. De piano doet ijverig mee. Ge hoort er niets van. Dan komen milder accenten, Streabbog of Badarzewska of Gustav Lange.Ga naar voetnoot73 Dan komen (fortissimo s.v.p.) ganse cavalcades en ge gaat denken aan die geleerde Duitser die een monografie schreef over Reitmotive; ein Kapitel vorwagnerischer Charakterisierungskunst.Ga naar voetnoot74 We beginnen naar het einde te verlangen, doch ziet! dan geschiedt het wonder. De harp - want er is ook een harp present!, er zaten er zelfs twee - de harp vermenigvuldigt het dominant- of tonicaakkoord en Rasch, en Ferree, en nog een paar solisten van het U.S.O. intoneren een zeemleren canzonetta. Plotseling zijn we thuis, in een Biergarten zitten wij. Nu is het haast gedaan. Er komen nog een paar Wotannende bazuinakkoorden; de tweede | |
[pagina 234]
| |
keer zijn ze zo suggestief dat het bepaald bevreemdt, wanneer de solist zijn toonladders blijft op- en afgalopperen in plaats van het ‘Wer meines Speeres Spitze fürchtet durchschreite das Feuer nie’Ga naar voetnoot75 aan te heffen. Wanneer de heer De Waardt nog meer pianostukken-met-orkest zoekt die het uitvoeren niet waard zijn, dan kan ik hem bijvoorbeeld Edmond Laurens' Silhouettes féminines noemen. Maar ik zie niet in waarom hij zich tot het strijkjesrepertoire zou moeten beperken. Er zijn nog genoeg concerten van Mozart die we eens in de tien jaar horen; het tweede concerto van Beethoven hoort men een keer op vijfentwintig maal het eerste, derde, vierde of vijfde. Vincent d'Indy heeft een Symphonie montagnardeGa naar voetnoot76 voor orkest met piano geschreven, die men buiten Amsterdam zo goed als niet kent. Enzovoort, enzovoort. Van de reproducties wil ik nog opmerken dat de symfonie van Saint-Saëns mij beter gespeeld leek dan de orkestpartijen der beide concertstukken (het accompagnement van Van Gilse is immer wat traag). Doch onlangs, op het Stadsconcert en, naar men mij zei, ook op het vorige Tivoli-concert, dat ik niet kon bijwonen, speelden de heren elastischer en nauwkeuriger. Het strijkorkest klonk in het Scherzo en Vivace der symfonie wat uit elkaar. |
|