Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdNationale OperaGa naar voetnoot51 - De zwerverGa naar voetnoot52
| |
[pagina 224]
| |
een stal op een paar bossen stro te slapen gelegd. Vader Zwerver verschijnt, in die twintig jaren niet noemenswaardig verouderd, hij zingt een liedje van diedel dom dijne en ziet: de Kwaker en de Staphorster zijn op slag van hun Weltschmerz genezen, de Zwerver wordt te eten gevraagd, hij heeft de kans om ongevraagd, ongeweigerd, een zoentje te stelen van het meergenoemde frisse boerinnetje en naderhand blijkt nog dat hij, de Staphorster en de Kwaker in het eerste bedrijf samen gemaaid hebben. Onthullingen - Zwerver Toon wordt zich van zijn vaderschap bewust, men licht hem in omtrent de amoureuze perikelen van zijn zoon en geeft hem in een adem de opdracht om dit zaakje eens netjes te regelen. Wederzijdse enthousiasmen, diedel dom dijne. Derde dramatisch slot. Vier. Toon de Zwerver heeft alles in orde gebracht - hoe kan niemand bevroeden. Zoon Zwerver is getrouwd met Pieters dochter, Antoinette blijkt gans opgefleurd, haar man is nog dichter bij zijn dood dan in de vorige akte, toen we al geen oortje meer voor zijn leven gaven. De Zwerver verschijnt, wit besneeuwd - toneel maakt deze opera! - en bezingt in slechte lyriek de schoonheden van het zwerversleven. Pieter komt op en insinueert dat Toon op het afsterven van de oude man zit te wachten om daarna de hem toekomende plaats in het hoekje van de haard als heer des huizes te kunnen gaan innemen. Dit is de druppel die de emmer, enzovoort. Hij vertrekt dan ook na een zeer roerende dialoog met de oude François (‘met de handen ten hemel gaat hij de sneeuw in’, zegt het tekstboekje). Zijn zwerversnatuur blijkt dus sterker dan alles. Wat we bij het einde der eerste akte ook al wisten! Bij dit zeer wel aanvaardbare, alleen maar een beetje onbenullige gebeuren schreef Xavier Leroux, discipel van de operaspecialist Massenet een even aannemelijke en zeer onschadelijke muziek. Het boeiendste was de ontdekking dat iemand drie uren muziek kan schrijven - zonder al te merkbare aanleuningen - waaruit geen spoor van eigen persoonlijkheid spreekt. Men kan de Italiaanse veristen terugvinden (Mascagni meer dan Puccini), men kan aan Massenet denken en aan Bizet - toch kon het werk nooit uit hun handen komen. Het is merkwaardig onbelangrijk, maar het is goede operamuziek. Het is vooral vlot gehandwerkt, alle situaties zijn door en door handig gebruikt: de Engelse hoorn mediteert ons alle melancholieën van alle zwaar-op-de-handse hoofdpersonen voor; de soloviool begeleidt des zwervers meelij met de oude sukkel; Antoinettes reikhalzen naar wat meer vastigheid in de liefde (in I) wordt geaccompagneerd door een stukje plein-chant in de houtblazers; de liefdesscènes zijn zeer ‘mol’lig; de roodneuzige Kwaker-en-Staphorster hebben hun fagot, zo goed als Sancho Panza;Ga naar voetnoot53 de lepe baas Pieter verschijnt in het orkest slechts staccato. Het is alles juist zoals het hier moet wezen, dus: laag bij de gronds en dodelijk ouderwets. En dit laatste niettegenstaande de zogenaamde ‘moderne orkestratie’, gestopt koper, trommetjes, strijkerssoli, Engelse-hoorn-wellust. Ouderwets, niettegenstaande de ‘moderne constructie’, die niet meer verdeelt in aria's, recitatieven en dergelijke, niettegenstaande het speculeren op quasi-middeleeuwse refreinen. Ouderwets, niettegenstaande de na-veristische harmoniek. We leven wél snel, tegenwoordig. Vier, vijf jaar geleden zou ik misschien enthousiast geweest zijn! | |
[pagina 225]
| |
De uitvoering kan ik slechts prijzen en ik doe dit gaarne. Ziehier een uitvoering waar de onafheden der première niet meer hinderen en waarop nog niet het routinestempel staat. Goed was de interpretatie van Anton Dirks, die in het eerste bedrijf het sympathieke uiterlijk had van een ideale toreador uit Carmen en twintig jaren later (‘met de baard’) zijn kop scheen te hebben afgekeken van een jong portret van Bruno Walter of van de muziekredacteur van De TelegraafGa naar voetnoot54 Goed was mevrouw Santhagens als Antoinette - haar stem was mij een verrassing. De actie en de grime van Blitz en Van Bijleveldt kon ik niet helemaal aanvaarden; doch wanneer het de bedoeling der regie was om ‘eventjes te laten lachen’, dan zal ik er niet verder over spreken. ‘Der lustige Person’ is eigenlijk slechts op zijn plaats in meesterwerken, en de meesters hebben aan die bijfiguren welhaast de meeste zorg besteed. Hier werd het een ogenblik een revue. De overige solisten, het orkest, Harmans, het vrouwenkoor - het was alles zeer voldoende. Het zou mij ten slotte niet verwonderen wanneer De zwerver een repertoirestuk werd. Het speelt op een voor de Hollandse operabezoeker sympathiek plan en toneelstukken van dit kaliber plegen heel wat opvoeringen te halen (Mijlpalen).Ga naar voetnoot55 Maar men kan er nog niets van zeggen. De belangstellingen van het publiek zijn ondoorgrondelijk. Men ontving het stuk gisteravond zeer hartelijk. |
|