Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdGebouw - Bohemers
| |
[pagina 220]
| |
spreken, ‘Selberaner’Ga naar voetnoot46 zijn geworden, genieten door hun spel de meesterwerken zó van ziel tot ziel, dat alle kritiek zwijgt, dat men slechts wil neerzitten en de ogen sluiten en leven in Franck, in DvoĆák, in wie ook. Hector Berlioz, die min of meer regelmatig in de ‘gehobene Zustand’ verkeerde waarin mensen als de Bohemers ook ons kunnen spelen, verklaarde eens aan een (altijd nog maar aardse) geliefde: ‘Camille, je t'adore, je te bénis, je t'aime, en un mot, plus que la langue française ne peut le dire; donnez-moi un orchestre de cent musiciens et un choeur de cent cinquante voix et je vous le dirai!’Ga naar voetnoot47 Zo zou ik de Bohemers willen verklaren. ‘Speellieden bij de gratie der muzen, ik bewonder u - meer dan dat met woorden en in een dagbladkritiek uit te drukken valt, geeft mij twintig vellen muziekpapier en ik zal het u in ons jargon duidelijk maken!’ Het kwartet van César Franck, waarmee het concert eindigde, is toch waarlijk een der schoonste scheppingen van de meester. Er wordt wel het laatste in gezegd wat met gebruikmaking der traditionele modi - hier dus de majeur- en mineurtoonladders - uitgedrukt kan worden. En het is zo goddelijk eenvoudig, soms lijkt het niet eens meer op de late renaissancemeesters, waardoor Franck zich zo herhaaldelijk en zo nadrukkelijk liet inspireren. Het krijgt dan de omtrekken van een annunciatie van Jan van Eyck of van een altaarstuk van Rogier van der Weyden. De voor mijn gevoelen schoonste twee delen, hoofddeel en Scherzo, vertonen soms de wuivingen en de kleurenpracht van een bos pauwenveren. Maar men moet het zó horen spelen! |
|